Artikel 1 Het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Aardappelen, Groenten en Fruit, ingesteld bij Wet van 21 januari 1959 (Stb. 1959, 16), is opgeheven. De door het bedrijfschap vastgestelde verordeningen, voor zover nog van kracht bij de inwerkingtreding van deze wet, vervallen.
BWBR0010295
Artikel 2 • 1. Vanaf de inwerkingtreding van deze wet berust het beheer van het vermogen van het bedrijfschap bij het Hoofdbedrijfschap voor de Detailhandel. • 2. Rechtsvorderingen, welke tot het vermogen van het bedrijfschap behorende rechten of verplichtingen tot onderwerp hebben, worden ingesteld door of tegen het hoofdbedrijfschap.
BWBR0010295
Artikel 3 • 1. Het hoofdbedrijfschap is belast met de vereffening van het vermogen van het bedrijfschap. Het kan daartoe de tot het vermogen van het bedrijfschap behorende roerende en onroerende zaken vervreemden. • 2. Het hoofdbedrijfschap maakt met het oog op de vereffening een boedelbeschrijving op. Het stelt tevens de rekening van inkomsten en uitgaven van het bedrijfschap va...
BWBR0010295
Artikel 4 • 1. Het hoofdbedrijfschap maakt het tijdstip van de aanvang van de vereffening bekend in de Staatscourant en in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie, alsmede in de daartoe naar zijn oordeel in aanmerking komende nieuwsbladen, onder vermelding van de afkondiging van deze wet. • 2. In de bekendmaking worden degenen die een vordering op het bedrijfschap hebben, opgero...
BWBR0010295
Artikel 5 • 1. De opheffing van het bedrijfschap tast de rechtskracht van de door dat lichaam wettig opgelegde heffingsaanslagen niet aan. • 2. Bij de inning van nog niet betaalde heffingsaanslagen van het bedrijfschap oefent de voorzitter van het hoofdbedrijfschap zo nodig de in artikel 127 van de Wet op de bedrijfsorganisatie aan de voorzitter van het bedrijfschap toegekend...
BWBR0010295
Artikel 6 In afwijking van artikel 1, tweede volzin , blijven de rechten en verplichtingen van de gewezen werknemers van het bedrijfschap, voortvloeiende uit de Verordening Pensioenen Personeel 1961, ook na de opheffing van het bedrijfschap in stand.
BWBR0010295
Artikel 7 • 1. Het fonds dat is gevormd voor het verlenen van toeslagen op ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken blijft in stand. Uit het fonds kunnen volgens door het dagelijks bestuur van het bedrijfschap gestelde en door het dagelijks bestuur van het hoofdbedrijfschap te stellen regelen toeslagen worden verleend op pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewe...
BWBR0010295
Artikel 8 • 1. Zo spoedig mogelijk nadat het hoofdbedrijfschap het vermogen van het bedrijfschap heeft vereffend, brengt het daarover aan de Sociaal-Economische Raad verslag uit. Het verslag gaat vergezeld van een door het hoofdbedrijfschap vastgestelde rekening van inkomsten en uitgaven. • 2. De vaststelling van het verslag en van de rekening van inkomsten en uitgaven betreffend...
BWBR0010295
Artikel 9 • 1. Indien het fonds, bedoeld in artikel 7 , niet toereikend is, wordt hetgeen blijkens de rekening als bedoeld in artikel 8 aan vermogen van het bedrijfschap over is door het hoofdbedrijfschap voor zover noodzakelijk aangewend ter dekking van het verwachte tekort. • 2. Aan hetgeen vervolgens aan vermogen van het bedrijfschap over is, wordt door het hoofdbedrijf...
BWBR0010295
Artikel 10 Aan hetgeen na afwikkeling van de verplichtingen jegens het gewezen personeel van het bedrijfschap in het in artikel 7 bedoelde fonds over is, wordt door het hoofdbedrijfschap, de betrokken organisaties van ondernemers en van werknemers gehoord, een bestemming gegeven, zoveel mogelijk ten nutte van het betrokken deel van het bedrijfsleven. Dit besluit behoeft de goedkeuring van d...
BWBR0010295