Artikel 1 • 1. In dit besluit wordt verstaan onder: • a. landgoed: landgoed als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Natuurschoonwet 1928 ; • b. houtopstanden: houtopstanden niet zijnde kweekgoed, kerstboomteelten, laagstamboomgaarden of snijgrienden; • c. buitenplaats: onroerende zaak met daarop gelegen een in oorsprong versterkt huis, een kaste...
BWBR0004914
Artikel 2 • 1. Om als een landgoed te kunnen worden aangemerkt, dient een onroerende zaak te voldoen aan de volgende voorwaarden: • a. de oppervlakte van de onroerende zaak bedraagt ten minste 5 hectare; • b. terreinen en wateren behorende tot de onroerende zaak vormen een aaneengesloten gebied; • c. de oppervlakte van de onroerende zaak is voor ten minste 30 percen...
BWBR0004914
Artikel 3 • 1. Artikel 2, eerste lid, onderdeel a , is niet van toepassing op een buitenplaats of een deel daarvan. • 2. Artikel 2, eerste lid, onderdeel c , is niet van toepassing op een buitenplaats met een oppervlakte van minder dan vijf hectare of een deel daarvan. • 3. Artikel 2, eerste lid, onderdeel a , is niet van toepassing op een onroerende zaak met een opperv...
BWBR0004914
Artikel 3a De hoofdgerechtigde van een onroerende zaak die de onroerende zaak heeft bezwaard met het beperkt recht van erfpacht zonder de economische eigendom over te dragen wordt aangemerkt als de eigenaar van die onroerende zaak, indien die onroerende zaak een oppervlakte heeft van minder dan vijf hectaren.
BWBR0004914
Artikel 4 Als inbreuk makend op het natuurschoon, bedoeld in artikel 2, tweede lid , wordt in ieder geval beschouwd de omstandigheid dat terreinen die tot de onroerende zaak behoren, zijn ingericht of worden gebruikt: • a. voor industriële doeleinden; • b. voor intensieve veehouderij; • c. voor winning van bodemmaterialen of mijnbouw; • d. voor glastuinbouw; &bu...
BWBR0004914
Artikel 5 • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 4 wordt als inbreuk makend op het natuurschoon, bedoeld in artikel 2, tweede lid , in ieder geval niet beschouwd de omstandigheid dat op de onroerende zaak: • a. parken of tuinen zijn gelegen, die behoren bij een buitenplaats; • b. landschappelijk aangelegde parken of landschapsstructuren die vanouds behoren bij ee...
BWBR0004914
Artikel 6 • 1. Als inbreuk makend op het natuurschoon, bedoeld in artikel 2, tweede lid , wordt niet beschouwd de omstandigheid dat op de onroerende zaak een of meer kampeerterreinen zijn gelegen, mits: • a. op een onroerende zaak met een oppervlakte van ten minste 25 hectare niet meer dan één kampeerterrein is gelegen; • b. op een onroerende zaak met een oppervlakte ...
BWBR0004914
Artikel 7 • 1. Een verzoek aan Onze Ministers om een onroerende zaak aan te merken als een landgoed wordt ingediend met gebruikmaking van een daartoe bestemd formulier en bevat ten minste: • a. een overzicht van de als landgoed aan te merken kadastrale percelen, waarbij per perceel de (geschatte) oppervlakte wordt vermeld; • b. een beschrijving van: • 1°. de vanuit...
BWBR0004914
Artikel 8 De voorwaarden, bedoeld in artikel 220d, eerste lid, onderdeel d, van de Gemeentewet , zijn: • a. ten minste 30 percent van de oppervlakte van het landgoed is bezet met houtopstanden; of • b. de oppervlakte van het landgoed is voor ten minste 20 percent met houtopstanden bezet waarbij de oppervlakte voorts voor ten minste 50 percent bestaat uit natuurterreinen.
BWBR0004914
Artikel 9 • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. • 2. Dit besluit kan worden aangehaald als: Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928.
BWBR0004914