Artikel 85
De termijnen van het ziekengeld, welke niet zijn ingevorderd binnen twee jaren na de dag der betaalbaarstelling, worden niet meer uitbetaald.
Artikel 86
Artikel 15 en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden op de dag voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel IV, onderdeel A, van de Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in socialeverzekeringswetten, blijven van toepassing op de persoon wiens recht op ziekengeld is ontstaan voor de datum van inwerkingtreding van dat artikel met betrekking tot die uitkering.
Artikel 86a
Ten aanzien van de verzekerde wiens eerste dag van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte is gelegen voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IX, onderdelen A en B, van de Wet wijziging WW-stelsel, blijven de
artikelen 29, tweede lid, onderdeel d, en
36, eerste lid, van toepassing zoals deze luidden op of voor dat tijdstip, en blijft
artikel 29, twaalfde lid, buiten toepassing.
Artikel 86b
De
artikelen 19a, derde lid,
19b, tweede lid,
33, eerste lid,
44 en
47a, tweede lid, onderdeel c, zoals die luidden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving, blijven van toepassing op de persoon wiens eerste werkdag waarop door hem wegens ziekte niet is gewerkt of het werken tijdens de werktijd is gestaakt, is gelegen voor of op die dag.
1.
De
artikelen 32, eerste en tweede lid, en
32a, zoals die luidden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving, blijven van toepassing op de persoon wiens eerste werkdag waarop door hem wegens ziekte niet is gewerkt of het werken tijdens de werktijd is gestaakt, is gelegen voor of op die dag.
2.
Dit artikel vervalt met ingang van de dag gelegen tien jaar na de dag van inwerkingtreding van de
Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving .
1.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat in afwijking van
artikel 29, eerste lid, ziekengeld wordt uitgekeerd aan verzekerden die in dienstbetrekking staan tot bij of krachtens die maatregel te bepalen werkgevers.
3.
De werkgever kan een verzekeringsovereenkomst met betrekking tot zijn verplichting tot doorbetaling van loon als bedoeld in
629, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of bezoldiging als bedoeld in
artikel 76a, eerste lid opzeggen met ingang van de dag dat de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, te zijnen aanzien in werking treedt, of, indien de opzegging later geschiedt, met ingang van de dag waarop deze de verzekeraar bereikt. In het geval dat de premie is vooruitbetaald wordt deze door de verzekeraar naar evenredigheid aan de werkgever terugbetaald.
4.
Een krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.
Artikel 87b
Artikel 29, tweede lid, van de Ziektewet, zoals dat luidt na de inwerkingtreding van de wet van 29 december 2008 tot wijziging van de Ziektewet om uitkering van ziekengeld mogelijk te maken aan personen die op zaterdagen en zondagen werken (Stb. 152) is niet van toepassing op verzekerden voor wie de eerste kalenderweek van de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid volledig is gelegen voor de datum van inwerkingtreding van deze wet.
1.
Artikel 19a is niet van toepassing op de persoon op wie dat artikel als gevolg van de opzegging van een verdrag, de beëindiging van de voorlopige toepassing van een verdrag dan wel de beëindiging van een daarmee gelijk te stellen situatie van toepassing zou worden, zolang deze persoon blijft wonen in hetzelfde land als waar hij op de dag voor buitenwerkingtreding als gevolg van die opzegging respectievelijk op de dag voor de beëindiging woonde en blijft voldoen aan de overige voorwaarden voor het recht op ziekengeld.
2.
Onze Minister deelt mede ten aanzien van welk land, met inbegrip van de dag waarop, een verdrag als bedoeld in het eerste lid buitenwerking is getreden dan wel de voorlopige toepassing van een verdrag of een daarmee gelijk te stellen situatie als bedoeld in het eerste lid is beëindigd.
1.
Een overeenkomst met betrekking tot de verzekering van geldelijke gevolgen van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte, gesloten door degene, die verplicht verzekerd wordt, vervalt met ingang van de dag, waarop de verzekeraar van de verzekerde mededeling van het verplicht verzekerd worden ontvangt, voor zover aan de overeenkomst rechten kunnen worden ontleend, gelijkwaardig aan die, welke uit de in deze wet geregelde verplichte verzekering voortvloeien. Bereikt deze mededeling de verzekeraar vóór de dag, waarop de betrokkene verplicht verzekerd wordt, dan vervalt de overeenkomst met ingang van die dag.
2.
De premie, welke degene, wiens verzekering krachtens het bepaalde in het eerste lid geheel of gedeeltelijk is vervallen, heeft vooruitbetaald, wordt door de verzekeraar al naar gelang van het vervallen gedeelte der overeenkomst terugbetaald, onder aftrek van ten hoogste 25 procent van het terug te betalen bedrag voor administratiekosten.
Artikel 91
Artikel 29b, zoals dat luidde op de dag voor de inwerkingtreding van artikel 1.4, onderdeel G, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, blijft van toepassing op de werknemer die op of voor die dag recht had op ziekengeld op grond van dat artikel. Het ziekengeld, bedoeld in de eerste volzin, wordt niet betaald na de periode waarover de werknemer op grond van artikel 29b, zoals dat luidde op de dag voor de inwerkingtreding van artikel 1.4, onderdeel G, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, recht had.
1.
De
artikelen 19, vijfde lid,
29, zesde lid,
30, vijfde en zesde lid, en
38ab zijn niet van toepassing met betrekking tot het recht op ziekengeld van personen die voor de dag van de inwerkingtreding van de Wet van 12 december 2007, houdende regels tot bevordering van de activering van personen die aanspraak maken op een uitkering op grond van de Ziektewet (Stb. 2007, 553) recht hadden op ziekengeld.
2.
Ten aanzien van personen die voor de inwerkingtreding van de Wet van 12 december 2007, houdende regels tot bevordering van de activering van personen die aanspraak maken op een uitkering op grond van de Ziektewet (Stb. 2007, 553) recht hadden op ziekengeld zijn met betrekking tot dat recht de
artikelen 29a, zesde lid,
38a,
45, eerste lid, en
72c, tweede lid, zoals deze luidden op de dag voor de inwerkingtreding van de in het eerste lid bedoelde wet van toepassing.
Artikel 94
In gedingen aangevangen voor het van toepassing worden van
artikel 52a, derde lid, bepaalt de rechter op verzoek van een van de partijen of ambtshalve een termijn waarbinnen partijen de gelegenheid wordt geboden hun stellingen en conclusies voor zover nodig aan te passen aan
artikel 52a, derde lid. Stelt de rechter partijen tot een zodanige aanpassing in de gelegenheid, dan staat tegen die beslissing geen rechtsmiddel open; wijst de rechter een daartoe strekkend verzoek af, dan staat een rechtsmiddel daartegen slechts gelijktijdig met de einduitspraak open.
Artikel 97
Ten aanzien van verzekerden die aanspraak maken op ziekengeld op grond van
artikel 29, tweede lid, onderdeel e, f of g, wier eerste dag van ongeschiktheid tot het verrichten van hun arbeid wegens ziekte is gelegen voor de dag van inwerkingtreding van
artikel II, onderdeel C, onder 2, van de Wet wijziging verrekening inkomsten met ziekengeld en de werkgevers van die verzekerden is
artikel 38, vierde lid, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel II, onderdeel C, onder 2, van de Wet wijziging verrekening inkomsten met ziekengeld, van toepassing.
1.
Artikel 19aa is niet van toepassing op de verzekerde wiens eerste dag van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid is gelegen voor het tijdstip van inwerkingtreding van
artikel I, onderdeel B, van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters. De
artikelen 19a, derde lid, onderdeel b,
19b, tweede lid, en
19c, tweede lid, zoals deze artikelen luidden op de dag voor inwerkingtreding van die wet blijven van toepassing op de verzekerde, bedoeld in de eerste zin.
1.
De
artikelen 15 en
16 en de daarop berustende bepalingen en
artikel 29, zevende lid, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van
artikel XXVIII, onderdeel A, van de Wet werk en zekerheid, blijven van toepassing met betrekking tot de werknemer wiens eerste dag van werkloosheid op grond van de
Werkloosheidswet is gelegen voor die inwerkingtreding mits het recht op ziekengeld, bedoeld in artikel 29, tweede lid, is ontstaan voor de omzetting, bedoeld in
artikel 130z, tweede lid of
130aa, eerste lid, van de Werkloosheidswet.
2.
Dit artikel vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
2.
Dit artikel vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
2.
Indien de ongeschiktheid wegens ziekte een aanvang heeft genomen voor de datum waarop de werknemer de in het eerste lid bedoelde leeftijd heeft bereikt, geldt vanaf die datum voor de toepassing van
artikel 76a, derde en achtste lid, de in het eerste lid genoemde tijdvak, voor zover het totale tijdvak niet meer bedraagt dan 104 weken.
4.
Het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, wordt niet eerder vastgesteld, dan nadat:
a.
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de
Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd (Kamerstukken 34 073 ) in de praktijk gedurende de eerste twee jaren na inwerkingtreding van die wet, aan de beide kamers der Staten-Generaal heeft gezonden; en
b.
acht weken zijn verstreken nadat het voornemen tot het vaststellen van dat tijdstip is meegedeeld aan de beide kamers der Staten-Generaal.
b.
die voor het tijdstip van inwerkingtreding en tevens, al dan niet na een onderbreking gedurende minder dan vier weken, na dat tijdstip verhinderd is om de dienst te verrichten of het ambt te vervullen wegens ongeschiktheid als gevolg van ziekte.
2.
Na afloop van de in het eerste lid genoemde termijn van zes maanden, geldt het in
artikel 104 genoemde tijdvak van dertien weken voor zover het totale tijdvak waarin aanspraak bestaat op bezoldiging, bedoeld in het
Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 , dan wel van hetgeen daarmee overeenkomt niet meer bedraagt dan 104 weken.