1.
Behoudens de gevallen waarin rechterlijke uitspraken voor herziening vatbaar zijn, kan niemand andermaal worden vervolgd wegens een feit waarover te zijnen aanzien bij gewijsde van de rechter in Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba onherroepelijk is beslist.
2.
Is het gewijsde afkomstig van een andere rechter, dan heeft tegen dezelfde persoon wegens hetzelfde feit geen vervolging plaats in geval van:
1°.
vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging;
2°.
veroordeling, indien een straf is opgelegd, gevolgd door gehele uitvoering, gratie of verjaring der straf.
3.
Niemand kan worden vervolgd wegens een feit dat te zijnen aanzien in een vreemde staat onherroepelijk is afgedaan door de voldoening aan een voorwaarde, door de bevoegde autoriteit gesteld ter voorkoming van strafvervolging.
Artikel 69
Het recht tot strafvordering vervalt door de dood van de verdachte.
1.
Het recht tot strafvordering vervalt door verjaring:
1°.
in drie jaren voor alle overtredingen;
2°.
in zes jaren voor de misdrijven waarop geldboete, hechtenis of gevangenisstraf van niet meer dan drie jaren is gesteld;
3°.
in twaalf jaren voor de misdrijven waarop tijdelijke gevangenisstraf van meer dan drie jaren is gesteld;
4°.
in twintig jaren voor de misdrijven waarop gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld.
2.
In afwijking van het eerste lid verjaart het recht tot strafvordering niet:
1°.
voor de misdrijven waarop gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld;
2°.
voor de misdrijven, omschreven in de
artikelen 240b, tweede lid,
243,
245 en
246, voor zover het feit is gepleegd ten aanzien van een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.
Artikel 71
De termijn van verjaring vangt aan op de dag na die waarop het feit is gepleegd, behoudens in de volgende gevallen:
1°.
bij de misdrijven omschreven in de
artikelen 173, eerste lid, en
173b, vangt de termijn aan op de dag na die waarop het misdrijf ter kennis is gekomen van een ambtenaar belast met de opsporing van strafbare feiten;
2°.
bij valsheid op de dag na die waarop gebruik is gemaakt van het voorwerp ten opzichte waarvan de valsheid gepleegd is;
3°.
bij de misdrijven omschreven in de
artikelen 240b, eerste lid,
247 tot en met 250,
273f,
284 en
285c, voor zover gepleegd tegen een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, de artikelen 300 tot en met 303, voor zover het feit oplevert genitale verminking van een persoon van het vrouwelijke geslacht die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt dan wel het misdrijf, omschreven in
artikel 302, voor zover het feit oplevert gedwongen abortus of gedwongen sterilisatie van een persoon van het vrouwelijke geslacht die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, op de dag na die waarop die persoon achttien jaren is geworden;
1.
Elke daad van vervolging stuit de verjaring, ook ten aanzien van anderen dan de vervolgde.
2.
Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan. Het recht tot strafvordering vervalt evenwel ten aanzien van overtredingen na tien jaren en ten aanzien van misdrijven indien vanaf de dag waarop de oorspronkelijke verjaringstermijn is aangevangen een periode is verstreken die gelijk is aan twee maal de voor het misdrijf geldende verjaringstermijn.
Artikel 73
De schorsing van de strafvervolging ter zake van een prejudicieel geschil schorst de verjaring.
1.
De officier van justitie kan voor de aanvang van de terechtzitting een of meer voorwaarden stellen ter voorkoming van de strafvervolging wegens misdrijven, met uitzondering van die waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf is gesteld van meer dan zes jaar, en wegens overtreding. Door voldoening aan die voorwaarden vervalt het recht tot strafvordering.
2.
De volgende voorwaarden kunnen worden gesteld:
a.
betaling aan de staat van een geldsom, te bepalen op ten minste € 3 en ten hoogste het maximum van de geldboete die voor het feit kan worden opgelegd;
b.
afstand van voorwerpen die in beslag zijn genomen en vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer;
c.
uitlevering, of voldoening aan de staat van de geschatte waarde, van voorwerpen die vatbaar zijn voor verbeurdverklaring;
d.
voldoening aan de staat van een geldbedrag of overdracht van inbeslaggenomen voorwerpen ter gehele of gedeeltelijke ontneming van het ingevolge
artikel 36e voor ontneming vatbare wederrechtelijk verkregen voordeel;
e.
gehele of gedeeltelijke vergoeding van de door het strafbare feit veroorzaakte schade;
f.
het verrichten van onbetaalde arbeid of het volgen van een leerproject gedurende ten hoogste honderdtwintig uren.
3.
De officier van justitie doet in geval van misdrijf aan de rechtstreeks belanghebbende die hem bekend is, onverwijld schriftelijk mededeling van de datum waarop hij die voorwaarden heeft gesteld.
4.
Op de in het tweede lid, onder f, bedoelde voorwaarde is het bepaalde bij of krachtens de
artikelen 22b,
22c, eerste en vierde lid,
22e en
22k met betrekking tot taakstraffen, van overeenkomstige toepassing. De onbetaalde arbeid of het leerproject wordt binnen een termijn van zes maanden na instemming met de voorwaarde voltooid. Het openbaar ministerie kan deze termijn eenmaal met zes maanden verlengen. Het zendt hiervan zo spoedig mogelijk een kennisgeving aan de betrokkene.
5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven omtrent de nakoming van de voorwaarde, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a. Deze voorschriften hebben in ieder geval betrekking op de plaats en wijze van betaling van de geldsom, de termijn waarbinnen die betaling moet zijn geschied en de verantwoording van de ontvangen geldbedragen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de nakoming van de overige in het tweede lid bedoelde voorwaarden.
Artikel 74a
Is op het strafbare feit naar de wettelijke omschrijving geen andere hoofdstraf gesteld dan geldboete en biedt de verdachte aan, binnen een door de officier van justitie te bepalen termijn, het maximum van de geldboete te betalen en aan alle overige, overeenkomstig
artikel 74, tweede lid, te stellen voorwaarden te voldoen, dan mag de officier van justitie het stellen van voorwaarden, als bedoeld in
artikel 74, niet weigeren.
4.
Eindigt, na een bevel als bedoeld in het eerste lid, de zaak waarbij een voorwaarde is gesteld als bedoeld in
artikel 74, tweede lid, onder f, zonder oplegging van straf of maatregel, dan kan de rechter, op verzoek van de gewezen verdachte, deze een vergoeding ten laste van de staat toekennen voor de schade welke hij ten gevolge van de verrichtte onbetaalde arbeid of het gevolgde leerproject heeft geleden. Onder schade is begrepen het nadeel dat niet in vermogensschade bestaat. De
artikelen 89, derde tot en met zesde lid,
90,
91 en
93 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 75
Het recht tot uitvoering van de straf of maatregel vervalt door de dood van de veroordeelde, met uitzondering van de maatregel tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
1.
Het recht tot uitvoering van de straf of maatregel vervalt door verjaring.
2.
De termijn van deze verjaring is een derde langer dan de termijn van verjaring van het recht tot strafvordering.
1.
De termijn van verjaring vangt aan op de dag na die waarop de rechterlijke uitspraak of de strafbeschikking kan worden ten uitvoer gelegd.
2.
Bij ongeoorloofde afwezigheid van een veroordeelde die zijn straf in een inrichting ondergaat, vangt een nieuwe verjaringstermijn aan op de dag na die waarop de ongeoorloofde afwezigheid aanving. Bij herroeping van een voorwaardelijke invrijheidstelling vangt een nieuwe verjaringstermijn aan op de dag na die van de herroeping.
3.
De termijn loopt niet gedurende de bij de wet bevolen schorsing van de tenuitvoerlegging, noch gedurende de tijd dat de veroordeelde, zij het ook ter zake van een andere veroordeling, in verzekerde bewaring is.
4.
Wanneer een geldboete wegens een overtreding is opgelegd en in de uitspraak dan wel de strafbeschikking is bepaald dat het bedrag daarvan in gedeelten mag worden voldaan, dan wel het openbaar ministerie aan de veroordeelde op diens verzoek uitstel van betaling heeft verleend of betaling in termijnen heeft toegestaan, wordt de verjaringstermijn verlengd met twee jaren.
5.
De termijn loopt niet gedurende de tijd dat de tenuitvoerlegging aan een vreemde Staat is overgedragen, zolang de Minister van Justitie van de autoriteiten van die Staat geen mededeling, houdende een beslissing omtrent de overname van de tenuitvoerlegging, heeft ontvangen.
6.
Indien, nadat de tenuitvoerlegging door een vreemde Staat is overgenomen, die Staat afstand doet van zijn recht tot tenuitvoerlegging ten behoeve van Nederland, vangt een nieuwe verjaringstermijn aan op de dag waarop de Minister van Justitie de mededeling van de autoriteiten van die Staat omtrent de afstand heeft ontvangen.
1.
Het recht tot strafvordering en het recht tot uitvoering van de straf vervallen door de overdracht van de strafvervolging aan een vreemde staat overeenkomstig de bepalingen van de derde afdeling van titel X van het vierde boek van het Wetboek van Strafvordering.
2.
In het geval, bedoeld in het vorige lid, herleven het recht tot strafvordering en het recht tot uitvoering van de straf, indien de autoriteiten van de staat die de strafvervolging had overgenomen op die beslissing terugkomen of mededelen dat geen strafvervolging wordt ingesteld dan wel een ingestelde vervolging is gestaakt.