1.
De voorwaardelijke beëindiging kan door de rechter die in eerste aanleg kennis heeft genomen van het misdrijf ter zake waarvan de maatregel is opgelegd, ambtshalve, of op vordering van het openbaar ministerie worden verlengd. De rechter bepaalt de duur van de verlenging.
2.
De totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel bedraagt ten hoogste twee jaar. De termijn van de voorwaardelijke beëindiging loopt niet wanneer de veroordeelde zich langer dan een week onttrekt aan het toezicht.
3.
Tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel kan de in het eerste lid bedoelde rechter ambtshalve, op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van de veroordeelde of diens raadsman:
a.
bijzondere voorwaarden stellen die het gedrag van de veroordeelde betreffen;
b.
aan een andere instelling dan die welke daarmee tevoren was belast, de begeleiding van de veroordeelde opdragen;
c.
indien de veroordeelde zich niet heeft gedragen naar de aanwijzingen bedoeld in
artikel 77ta, eerste lid, onderdeel b, bevelen dat de veroordeelde tijdens de voorwaardelijke beëindiging wordt teruggeplaatst in een inrichting als bedoeld in
artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, dan wel, indien de veroordeelde inmiddels de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, in een penitentiaire inrichting als bedoeld in
artikel 1, onderdeel b, van de Penitentiaire beginselenwet dan wel een inrichting als bedoeld in
artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden.
4.
De rechter bepaalt de duur van een terugplaatsing als bedoeld in het derde lid, onderdeel c. Deze duur kan de duur van de voorwaardelijke beëindiging niet overschrijden en bedraagt ten hoogste een jaar. Bij herhaalde terugplaatsing kan de totale duur van de terugplaatsingen de maximale duur van een jaar niet overstijgen. Een terugplaatsing kan maximaal twee keer worden toegepast.
5.
Indien de rechter bijzondere voorwaarden stelt, als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, is
artikel 77z van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de rechter de werking van de bijzondere voorwaarden kan beperken tot een in de beslissing te bepalen tijdsduur binnen de termijn waarmee de voorwaardelijke beëindiging wordt verlengd.
6.
Indien ten aanzien van de veroordeelde een rechterlijke machtiging op grond van de
Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen is gegeven, eindigt de maatregel onvoorwaardelijk.