2.
Het UWV stelt de verzekerde van de mogelijkheid van het doen van een aanvraag schriftelijk in kennis uiterlijk op de dag waarop de wachttijd 89 weken heeft geduurd. Indien
artikel 24, derde lid, van toepassing is doet het UWV deze kennisgeving bij de bekendmaking van de in dat artikellid bedoelde beschikking. Het UWV verstrekt aan de werkgever een afschrift van de kennisgeving bedoeld in de eerste en tweede zin.
3.
De verzekerde doet zijn aanvraag uiterlijk elf weken voor afloop van de wachttijd of indien toepassing is gegeven aan
artikel 24, derde lid, elf weken voor afloop van het in dat lid bedoelde verlengde tijdvak.
4.
Indien het UWV de in het eerste lid bedoelde aanvraag afwijst omdat een uitsluitingsgrond als bedoeld in
artikel 43, onderdeel d, e of f, van toepassing is maakt het UWV melding van de mogelijkheid tot het doen van een nieuwe aanvraag alsmede van de termijn waarbinnen een nieuwe aanvraag dient te worden gedaan.
5.
Indien het vierde lid van toepassing is doet de verzekerde zijn nieuwe aanvraag binnen de op grond van dat lid door het UWV aangegeven termijn.
6.
Een aanvraag wordt geacht tijdig te zijn ingediend indien het UWV de kennisgeving als bedoeld in het tweede lid niet heeft gedaan dan wel indien bij een latere kennisgeving dan bedoeld in het tweede lid of vierde lid de aanvraag wordt ingediend binnen vier weken nadat deze kennisgeving is ontvangen. Dit lid is niet van toepassing indien de werkgever de aangifte, bedoeld in
artikel 38, eerste lid, van de Ziektewet, niet heeft gedaan voor de dag waarop de wachttijd 81 weken heeft geduurd.
8.
Het UWV hervat de behandeling van de aanvraag in ieder geval:
b.
op verzoek van de werknemer in verband met de beëindiging van zijn dienstbetrekking; of
10.
Indien de toepassing van het eerste lid zou leiden tot kennelijke hardheid, is het UWV bevoegd het recht op een uitkering op grond van deze wet ambtshalve vast te stellen.
11.
Het recht op een uitkering op grond van deze wet kan niet worden vastgesteld over perioden gelegen voor 52 weken voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag om een uitkering werd ingediend. Het UWV kan voor bijzondere gevallen van de eerste zin afwijken.
12.
Het elfde lid is van overeenkomstige toepassing indien het recht op uitkering op grond van deze wet later ontstaat dan wel herleeft of indien de uitkering op grond van deze wet wordt verhoogd.
13.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de gegevens die door de verzekerde bij de aanvraag worden verstrekt.