1.
Deze wet is van toepassing op verzoeken om bijstand bij de invordering van schuldvorderingen, ontstaan in een lidstaat, die verband houden met:
a.
restituties, interventies en andere maatregelen die deel uitmaken van het stelsel van algehele of gedeeltelijke financiering door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), met inbegrip van de in het kader van deze acties te innen bedragen;
b.
heffingen en andere rechten uit hoofde van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker;
f.
accijnzen op tabaksfabrikaten, alcohol en alcoholhoudende dranken en minerale oliën;
g.
belastingen op inkomen en vermogen;
h.
belastingen op verzekeringspremies, en
i.
interesten, bestuursrechtelijke sancties en boetes, en kosten in verband met de schuldvorderingen, bedoeld in de onderdelen a tot en met h, met uitsluiting van de strafrechtelijke maatregelen als gedefinieerd in de geldende wetgeving van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit gevestigd is.
2.
Als verzoeken om bijstand bij de invordering als bedoeld in het eerste lid, worden aangemerkt verzoeken om inlichtingen die van nut zijn voor de invordering van een schuldvordering, tot betekening of uitreiking van akten of beslissingen met betrekking tot een schuldvordering of de invordering daarvan, tot invordering van een schuldvordering dan wel tot het nemen van conservatoire maatregelen ter waarborging van de invordering.
Artikel 2
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
lidstaat: lidstaat van de Europese Unie;
b.
verzoekende autoriteit: de bevoegde autoriteit van een lidstaat die een verzoek om bijstand als bedoeld in
artikel 1, tweede lid, indient;
c.
aangezochte autoriteit: de bevoegde autoriteit van een lidstaat aan wie een verzoek om bijstand als bedoeld in
artikel 1, tweede lid, is gedaan;
d.
Onze Minister: Onze Minister van Financiën;
e.
executoriale titel: elke administratieve of rechterlijke beslissing, ongeacht de daaraan gegeven benaming, die in een lidstaat is gegeven met betrekking tot een schuldvordering als bedoeld in
artikel 1, eerste lid, en die aldaar voor gedwongen tenuitvoerlegging in aanmerking komt;
f.
rechten bij invoer: douanerechten en heffingen van gelijke werking bij invoer, alsmede invoerheffingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of in het kader van specifieke regelingen voor bepaalde goederen die door de verwerking van landbouwproducten worden verkregen;
g.
rechten bij uitvoer: douanerechten en heffingen van gelijke werking bij uitvoer, alsmede uitvoerheffingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of in het kader van specifieke regelingen voor bepaalde goederen die door de verwerking van landbouwproducten worden verkregen;
h.
belastingen op inkomen en vermogen: belastingen, bedoeld in
artikel 1, derde lid, in verbinding met artikel 1, vierde lid, van
richtlijn nr. 77/799/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe en de indirecte belastingen (PbEG L 336);
i.
heffingen op verzekeringspremies: heffingen op verzekeringspremies, bedoeld in artikel 3 van richtlijn nr. 2008/55/EG van de Raad van de Europese Unie van 26 mei 2008 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen (PbEU L 150).