1.
De kamerleden ontvangen naar keuze een Openbaar Vervoer-jaarkaart, die mede geldig is voor treinreizen in de eerste klas en die aan hen ter beschikking wordt gesteld voor de duur van het kamerlidmaatschap, of een compensatie voor de reiskosten in het woon-werkverkeer overeenkomend met de tegemoetkoming voor het rijkspersoneel van kosten van woon-werkverkeer, niet zijnde kosten van openbaar vervoer.
2.
Voorts ontvangen de kamerleden ter vergoeding van reiskosten buiten het woon-werkverkeer een bedrag van € 4900 per jaar.
3.
Het in het tweede lid genoemde bedrag wordt aangepast bij ministeriële regeling overeenkomstig de wijziging in de vergoeding die geldt voor het burgerlijk rijkspersoneel voor dienstreizen voor het gebruik van een eigen motorvoertuig indien openbaar vervoer niet mogelijk of niet doelmatig is.
4.
De voorzitter draagt zorg voor verstrekking van een Openbaar Vervoer-jaarkaart aan de kamerleden die hun keuze op grond van het eerste lid daartoe aan hem kenbaar hebben gemaakt. De voorzitter deelt voorts aan Onze Minister mede welke kamerleden op grond van het eerste lid recht hebben op de in dat lid bedoelde compensatie voor de reiskosten.
1.
De kamerleden ontvangen ter vergoeding voor verblijfkosten een bedrag waarvan de hoogte afhankelijk is van de afstand van de woonplaats van het kamerlid of het door het kamerlid bewoonde deel van de woonplaats tot het gebouw van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
2.
De hoogte van het in het eerste lid bedoelde bedrag wordt berekend als volgt:
0
km.100 * bedrag A + 10 * bedrag B
10
km.100 * bedrag A + 40 * bedrag B
75
km.55 * bedrag A + 85 * bedrag B
150
km. en meer:140 * bedrag B
waarbij bedrag A gelijk is aan de som van de voor dienstreizen van het burgerlijk rijkspersoneel vastgestelde bedragen voor vergoeding wegens verblijfkosten van een lunch en een avondmaaltijd en voor kleine uitgaven overdag en ’s avonds en bedrag B gelijk is aan de som van de voor dienstreizen van het burgerlijk rijkspersoneel vastgestelde bedragen voor vergoeding wegens verblijfkosten van de maaltijden en het logies en voor kleine uitgaven overdag en ’s avonds. De vergoeding behorend bij afstanden, afgerond op hele kilometers, tussen de in bovenstaand schema genoemde afstanden, wordt berekend naar evenredigheid met het verschil tussen de in het schema aangegeven vergoedingen bij de naast hogere en naast lagere afstand. Het bedrag van de vergoeding wordt afgerond op hele euro's.
3.
Het kamerlid aan wie ingevolge
artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte heeft aanspraak op een vergoeding van € 500,– per maand indien de afstand van de woonplaats van het kamerlid of het door het kamerlid bewoonde deel van de woonplaats tot het gebouw van de Tweede Kamer der Staten-Generaal groter is dan 75 km en hij voor de uitoefening van het kamerlidmaatschap beschikt over huisvesting voor verblijf in of nabij ’s-Gravenhage.
1.
De kamerleden ontvangen een vergoeding voor aan de uitoefening van het kamerlidmaatschap verbonden kosten die € 2.668,16 per jaar bedraagt.
2.
Het kamerlid aan wie ingevolge
artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte ontvangt een onkostenvergoeding ter hoogte van de helft van het in het eerste lid genoemde bedrag.
3.
Het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd aan de hand van de consumentenprijsindex, geldend voor de maand september van het voorafgaande jaar.