Wet van 3 april 1999, houdende wettelijke regeling van het notarisambt, mede ter vervanging van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt en de Wet van 31 maart 1847, Stb. 12, houdende vaststelling van het tarief betreffende het honorarium der notarissen en verschotten (Wet op het notarisambt)
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.
Wet van 3 april 1999, houdende wettelijke regeling van het notarisambt, mede ter vervanging van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt en de Wet van 31 maart 1847, Stb. 12, houdende vaststelling van het tarief betreffende het honorarium der notarissen en verschotten (Wet op het notarisambt)
Het bestuur van de KNB benoemt uit de notarissen die in het arrondissement waarbinnen zich de algemene bewaarplaats bevindt hun plaats van vestiging hebben een bewaarder en een plaatsvervangend bewaarder. Deze benoemingen geschieden voor de tijd van vijf jaar en kunnen telkens met dezelfde termijn worden verlengd.
De bewaarder en de plaatsvervangend bewaarder hebben ten aanzien van de zich in de algemene bewaarplaats bevindende protocollen dezelfde bevoegdheden en verplichtingen als een notaris.
In afwijking van artikel 41, eerste lid, onder b, van de Archiefwet 1995 is Onze Minister zorgdrager van de zich in de algemene bewaarplaats bevindende archiefbescheiden, voorzover deze niet zijn overgebracht naar een rijksarchiefbewaarplaats.
Een notaris die het protocol van zijn voorganger heeft overgenomen, brengt binnen drie maanden daarna de minuten, afschriften, bedoeld in artikel 38, tweede lid, registers en repertoria en zo mogelijk de kaartsystemen, die op de eerste dag van de maand januari van het jaar van overneming ouder waren dan dertig jaar, over naar de algemene bewaarplaats.
De notaris is bevoegd om het gedeelte van de onder hem berustende protocollen dat ouder is dan twintig jaar over te brengen naar de algemene bewaarplaats.
In afwijking van artikel 12 van de Archiefwet 1995 geldt dat de protocollen die ouder zijn dan vijfenzeventig jaar, met uitzondering van de akten betreffende uiterste willen, en die in een algemene bewaarplaats berusten, binnen een tijdvak van tien jaar naar de bij of krachtens die wet voor de bewaring daarvan aangewezen rijksarchiefbewaarplaats worden overgebracht. Akten betreffende uiterste willen die ouder zijn dan honderd jaar worden binnen een tijdvak van tien jaar naar de rijksarchiefbewaarplaats overgebracht.
Onze Minister en Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zijn gezamenlijk bevoegd over de overbrenging van protocollen uit algemene bewaarplaatsen naar de in die wet bedoelde rijksarchiefbewaarplaatsen nadere regels te stellen.