1.
Indien de Nederlandsche Bank een overdrachtsplan voorbereidt, kan zij dat mededelen aan de probleeminstelling.
2.
Nadat de Nederlandsche Bank de mededeling, bedoeld in het eerste lid, heeft gedaan, kan zij:
a.
de probleeminstelling verplichten gegevens of inlichtingen te verschaffen aan:
1°.
een door de Nederlandsche Bank met name genoemde overnemer en deskundigen die de overnemer bijstaan;
2°.
ingeval de Nederlandsche Bank voornemens is een of meer personen voor te dragen voor de benoeming van overdrager, bewindvoerder of curator, die met name genoemde persoon of personen; en
3°.
door de Nederlandsche Bank met name genoemde deskundigen die de Nederlandsche Bank bijstaan bij de voorbereiding van het overdrachtsplan; en
b.
de probleeminstelling verplichten toe te staan dat de in onderdeel a bedoelde persoon of personen elke plaats met uitzondering van een woning van de probleeminstelling betreden; en
3.
De personen, bedoeld in het tweede lid, maken van gegevens of inlichtingen, bedoeld in het tweede lid, gebruik en betreden een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, slechts voor zover dat redelijkerwijs in verband met het overdrachtsplan nodig is.
4.
Artikel 1:89 is van overeenkomstige toepassing op personen die op grond van het tweede lid vertrouwelijke gegevens of inlichtingen hebben verkregen.
5.
Onverminderd het eerste en tweede lid, is het een ieder verboden aan de voorbereiding van het overdrachtsplan bekendheid te geven.
6.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het derde, vierde en vijfde lid.
7.
De probleeminstelling en een onderneming die tot de groep behoort waartoe ook de probleeminstelling behoort alsmede de personen, bedoeld in het tweede lid, zijn uitgezonderd van bij of krachtens de wet geldende verplichtingen tot openbaarmaking van gegevens of inlichtingen tot het moment waarop het overdrachtsplan is goedgekeurd.
8.
De bevoegdheden van de Nederlandsche Bank, bedoeld in het tweede lid, en de verplichtingen van de probleeminstelling, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdelen a en b, en de benoeming van de curator, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, vervallen twee maanden nadat de Nederlandsche Bank de mededeling, bedoeld in het eerste lid, heeft gedaan tenzij de Nederlandsche Bank aan de probleeminstelling opnieuw mededeelt dat zij een overdrachtsplan voorbereidt, of zoveel eerder als de rechtbank de overdrachtsregeling, de noodregeling of het faillissement heeft uitgesproken.
10.
Indien de Nederlandsche Bank een overdrachtsplan voorbereidt, stelt zij de Autoriteit Financiële Markten en de Autoriteit Consument en Markt daarvan in kennis.