1.
Voor een op 31 december 2004 bestaande prepensioenregeling als bedoeld in
artikel 38a, zoals dit artikel op 31 december 2004 luidde, blijft tot en met 31 december 2005
artikel 38a, zoals dit artikel luidde op 31 december 2004, van toepassing.
2.
In afwijking in zoverre van het eerste lid blijft
artikel 38a, zoals dit artikel luidde op 31 december 2004, van toepassing voor een op 31 december 2004 bestaande prepensioenregeling als bedoeld in
artikel 38a, zoals dit artikel toen luidde, indien ingevolge die prepensioenregeling na 31 december 2005 nog uitsluitend uitkeringen kunnen worden gedaan:
a.
ingevolge aanspraken die voor 1 januari 2006 zijn opgebouwd, of
b.
aan werknemers die voor 1 januari 2005 de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt mits:
1°.
de uitkeringen die ingevolge die prepensioenregeling worden gedaan met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen worden herrekend ingeval de uitkeringen later ingaan dan op de in de regeling vastgestelde ingangsdatum, en
2°.
de prepensioenregeling, met inachtneming van de in of krachtens
artikel 38a, zoals dit artikel op 31 december 2004 luidde, gestelde normeringen en beperkingen, de mogelijkheid van deeltijdpensioen biedt.
3.
In afwijking in zoverre van
artikel 18a kan een ouderdomspensioen meer bedragen dan de aldaar opgenomen maxima voor zover zulks het gevolg is van de omzetting van een op 31 december 2005 bestaande aanspraak ingevolge een prepensioenregeling als bedoeld in
artikel 38a, zoals dit artikel op 31 december 2004 luidde, in een aanspraak ingevolge een pensioenregeling.