1.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
bureau jeugdzorg: een bureau als bedoeld in
artikel 4;
cliënt: jeugdige, zijn ouders of stiefouders of anderen die een jeugdige als behorend tot hun gezin verzorgen en opvoeden, met uitzondering van pleegouders;
experiment: het ontwikkelen en in de praktijk beproeven van nieuwe en het verbeteren van bestaande methoden, werkvormen of hulpmiddelen ten behoeve van het functioneren van bureaus jeugdzorg en van jeugdzorg waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat;
jeugdige: een persoon die:
1º.
de meerderjarigheidsleeftijd nog niet heeft bereikt,
3º.
de meerderjarigheidsleeftijd doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaren heeft bereikt, en voor wie voortzetting van jeugdzorg, die was aangevangen of waarvan de aanvraag, bedoeld in
artikel 7, eerste lid, was ingediend vóór het bereiken van de meerderjarigheidsleeftijd, noodzakelijk is of voor wie, na beëindiging van jeugdzorg die was aangevangen vóór het bereiken van de meerderjarigheidsleeftijd, binnen een termijn van een half jaar hervatting van jeugdzorg noodzakelijk is;
jeugdzorg: ondersteuning van en hulp aan jeugdigen, hun ouders, stiefouders of anderen die een jeugdige als behorende tot hun gezin verzorgen en opvoeden, met uitzondering van pleegouders, bij opgroei- of opvoedingsproblemen of dreigende zodanige problemen;
kindermishandeling: elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel;
Onze Ministers: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Veiligheid en Justitie tezamen;
ouderbijdrage: de bijdrage, bedoeld in
artikel 69;
pleegouder: degene die een pleegcontract als bedoeld in
artikel 28b, eerste lid, met een zorgaanbieder heeft gesloten;
steunfunctie: een aanbod van ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de stichting en van jeugdzorg waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat;
stichting: een stichting die een bureau jeugdzorg in stand houdt;
vertrouwenspersoon: persoon werkzaam bij een rechtspersoon als bedoeld in
artikel 41, vierde lid, die cliënten of pleegouders onafhankelijk van het bestuur en van personen in dienst van de stichting of de zorgaanbieder, ondersteunt in aangelegenheden samenhangend met de door de stichting uitgeoefende taken onderscheidenlijk aangelegenheden samenhangend met de geboden jeugdzorg;
zorgaanbieder: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die jeugdzorg verleent, waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat;
zorgeenheid: een organisatie-eenheid, waarbinnen een zorgaanbieder een afgebakend geheel aan jeugdzorg verleent;
2.
Het begrip jeugdige, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de
hoofdstukken IA en
IVB.
3.
Deze wet is van toepassing op in Nederland verblijvende jeugdigen.
Artikel 2
Indien een provinciebestuur de bevoegdheden inzake de uitvoering van zijn taken in het kader van de jeugdzorg heeft overgedragen aan het bestuur van een plusregio als bedoeld in
artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen waarvan de gemeente Amsterdam, Rotterdam, onderscheidenlijk ‘s-Gravenhage deel uit maakt, wordt dat bestuur voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld met het provinciebestuur.