a.
verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG L 61);
b.
verordening (EG) nr. 1007/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 september 2009 betreffende de handel in zeehondenproducten (PbEU L 286);
c.
verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (PbEU L 317);
d.
verordeningen die berusten op de verordening, bedoeld in onderdeel a, b of c;
e.
bij algemene maatregel van bestuur aangewezen andere verordeningen en richtlijnen die geheel of gedeeltelijk berusten op de artikelen 114, 192, 207 of 352 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of op een andere bindende EU-rechtshandeling die op een of meer van die artikelen berust, en die betrekking hebben op:
1°.
het verhandelen, bezit of verwerken van aan de natuur onttrokken dieren, planten, of eieren van dieren, of
2°.
het voorkomen, tot een minimum beperken en het verzachten van de nadelige gevolgen van opzettelijke en onopzettelijke introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten op de biodiversiteit binnen de Europese Unie.
1.
Het is verboden in strijd te handelen met bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van onderdelen van EU-verordeningen en EU-richtlijnen die geen beoordelingsruimte laten of die betrekking hebben op de wijze waarop aanvragen en documenten worden ingediend.
3.
Onze Minister is de bevoegde instantie belast met de uitvoering van EU-verordeningen en EU-richtlijnen, indien deze verplichten tot het aanwijzen van zodanige bevoegde instantie, tenzij Onze Minister een andere bevoegde instantie heeft aangewezen.
1.
Onverminderd
artikel 3.37, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ter bescherming van diersoorten of plantensoorten als bedoeld in de
artikelen 3.1,
3.5,
3.10, eerste lid, of ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-richtlijnen, regels worden gesteld over het verhandelen, bezit of verwerken van aan de natuur onttrokken dieren of planten, gefokte dieren, gekweekte planten, producten van dieren of planten, of eieren van dieren, met inbegrip van dieren en planten en schimmels of micro-organismen van uitheemse soorten als bedoeld in de verordening, genoemd in
artikel 3.36, onderdeel c. Deze regels kunnen onder meer voorzien in:
a.
een verbod op het verhandelen, in bezit hebben, verwerken, kweken, telen of laten voortplanten, gebruiken, uitwisselen of uitzetten of zonder vergunning verhandelen, in bezit hebben, verwerken, kweken, telen of laten voortplanten, gebruiken, uitwisselen of uitzetten van dieren, planten, eieren van dieren of schimmels of micro-organismen van uitheemse soorten;
b.
een verplichting tot het voeren van een administratie of het verstrekken van gegevens met betrekking tot dieren, planten, eieren van dieren of schimmels of micro-organismen van uitheemse soorten;
c.
een verplichting tot het merken van dieren, planten, eieren van dieren of schimmels of micro-organismen van uitheemse soorten;
d.
de aanwijzing van rechtspersoonlijkheid bezittende organisaties die belast zijn met de taak om merken, merktekens en ringen uit te reiken overeenkomstig daarbij gestelde regels;
e.
een verbod om op niet aangewezen plaatsen dieren, planten, eieren van dieren of schimmels of micro-organismen van uitheemse soorten het grondgebied van Nederland binnen te brengen of uit te voeren, en
f.
voorschriften met betrekking tot de opvang van levende dieren, of de bewaring van planten.
2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, na overleg met gedeputeerde staten, worden bepaald dat gedeputeerde staten ter uitvoering van de verordening, genoemd in
artikel 3.36, onderdeel c, zijn belast met de uitvoering van uitroeiingsmaatregelen, beheersmaatregelen, herstelmaatregelen als bedoeld in die verordening. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de verstrekking door gedeputeerde staten aan Onze Minister van gegevens die betrekking hebben op invasieve uitheemse soorten die in hun provincie voorkomen.
1.
Er is een wetenschappelijke autoriteit CITES, die fungeert als wetenschappelijke autoriteit, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de verordening, genoemd in
artikel 3.36, onderdeel a.
2.
De wetenschappelijke autoriteit, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit ten minste vijf en ten hoogste negen leden, de voorzitter daaronder begrepen, die ook deskundigheid bezitten op het gebied van natuurbescherming, welzijn van dieren en de opvang van dieren.
3.
De leden van de wetenschappelijke autoriteit worden benoemd door Onze Minister, voor een periode van ten hoogste vier jaar, tweemaal te verlengen met telkens ten hoogste vier jaar.