Wet van 8 juli 1999, houdende intrekking van de Wet stimulering zeescheepvaart alsmede, in verband daarmee, het treffen van enkele overgangsmaatregelen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet stimulering zeescheepvaart in te trekken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet stimulering zeescheepvaart wordt ingetrokken.
ARTIKEL II
Het bepaalde bij en krachtens de Wet stimulering zeescheepvaart blijft van toepassing met betrekking tot:
a.
de rechten en verplichtingen die samenhangen met structuurverklaringen en correctieverklaringen, welke voor de intrekking van de Wet stimulering zeescheepvaart zijn afgegeven op grond van die wet;
b.
de aanvragen tot afgifte van een structuurverklaring welke voor de intrekking van de Wet stimulering zeescheepvaart zijn ingediend op grond van die wet, alsmede met betrekking tot de rechten en verplichtingen die samenhangen met de eventuele op grond van deze aanvragen af te geven structuurverklaringen;
c.
de afgifte van correctieverklaringen, af te geven naar aanleiding van structuurverklaringen als bedoeld in de onderdelen a en b, en de met deze correctieverklaringen samenhangende verplichtingen;
d.
de instelling van beroep tegen een besluit op grond van de Wet stimulering zeescheepvaart.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Gegeven te 's-Gravenhage, 8 juli 1999
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
De Staatssecretaris van Financiën,
Uitgegeven de derde augustus 1999
De Minister van Justitie,