1.
De algemene heffingskorting geldt voor iedere belastingplichtige.
2.
De algemene heffingskorting bedraagt € 2.178, verminderd met 3,32% van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat meer bedraagt dan € 19.822, met dien verstande dat de vermindering ten hoogste € 1.233 bedraagt.
1.
De arbeidskorting geldt voor de belastingplichtige die arbeidsinkomen geniet.
2.
De arbeidskorting bedraagt:
a.
1,810% van het arbeidsinkomen met een maximum van € 163, vermeerderd met:
b.
19,679% van het arbeidsinkomen voor zover dat meer bedraagt dan € 9.010, waarbij de som van de bedragen berekend op de voet van de onderdelen a en b niet meer bedraagt dan € 2.584, en verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met:
c.
4 % van het arbeidsinkomen voor zover dat meer bedraagt dan € 49.770.
Ingeval het arbeidsinkomen niet meer bedraagt dan € 49.770, bedraagt de arbeidskorting ten minste de volgens
artikel 22a van de Wet op de loonbelasting 1964 toegekende arbeidskorting, maar maximaal het in de eerste volzin, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag.
1.
De inkomensafhankelijke combinatiekorting geldt voor de belastingplichtige indien:
a.
hij een arbeidsinkomen heeft dat meer bedraagt dan € 4.857, dan wel hij in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek;
b.
in het kalenderjaar gedurende ten minste zes maanden een kind dat bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 12 jaar niet heeft bereikt op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisregistratie personen, en
c.
hij in het kalenderjaar geen partner heeft, dan wel indien hij wel een partner heeft, hij in het kalenderjaar een lager arbeidsinkomen heeft dan zijn partner.
Bij ministeriële regeling wordt bepaald in welke gevallen een kind dat niet op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisregistratie personen, voor de toepassing van onderdeel b beschouwd wordt ook op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige te staan ingeschreven in de basisregistratie personen.
2.
De inkomensafhankelijke combinatiekorting bedraagt € 1.033, vermeerderd met 4% van het arbeidsinkomen, voor zover dat bij de belastingplichtige meer beloopt dan € 4.857, doch niet meer dan € 2.152.
3.
Indien hetarbeidsinkomen van de belastingplichtige in het kalenderjaar gelijk is aan dat van zijn partner, geldt de inkomensafhankelijke combinatiekorting alleen voor de oudste belastingplichtige.
4.
Indien uitsluitend als gevolg van het overlijden in het kalenderjaar van de belastingplichtige dan wel van een in het eerste lid, onderdeel b, bedoeld kind niet voldaan wordt aan de in dat lid bedoelde termijn van zes maanden, wordt voor de toepassing van dit artikel met betrekking tot dat jaar wel geacht te zijn voldaan aan die termijn.
1.
De jonggehandicaptenkorting geldt voor de belastingplichtige die in het kalenderjaar op grond van de
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten recht heeft op toekenning van een uitkering of op arbeidsondersteuning, tenzij voor hem de ouderenkorting geldt.
2.
De jonggehandicaptenkorting bedraagt € 715.
1.
De ouderenkorting geldt voor de belastingplichtige die bij het einde van het kalenderjaar, of indien de belastingplicht in de loop van het jaar is geëindigd, bij het einde van de belastingplicht, de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in
artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt.
2.
De ouderenkorting bedraagt € 959 indien de belastingplichtige een verzamelinkomen heeft van niet meer dan € 35.770. Indien de belastingplichtige een verzamelinkomen heeft van meer dan € 35.770 bedraagt de ouderenkorting € 69.
2.
De alleenstaande ouderenkorting bedraagt € 433.
1.
De korting voor groene beleggingen geldt voor de belastingplichtige van wie groene beleggingen zijn vrijgesteld op grond van
artikel 5.13. Voor de belastingplichtige en zijn partner bij wie ingevolge artikel 5.13 een gezamenlijke vrijstelling voor groene beleggingen in aanmerking is genomen, geldt de korting voor de belastingplichtige en zijn partner gezamenlijk.
2.
De korting voor groene beleggingen bedraagt 0,7% van het bedrag dat ingevolge
artikel 5.13 op de peildatum is vrijgesteld.
1.
De toeslag voor MKB-beleggingen (heffingstoeslag) geldt voor de belastingplichtige die in het kalenderjaar aandelen vervreemdt ter zake waarvan hij in het kalenderjaar of in een van de drie voorafgaande kalenderjaren de korting voor MKB-beleggingen, bedoeld in
artikel 8.21, heeft genoten. De toeslag bedraagt 7,5% van de waarde in het economische verkeer van de vervreemde aandelen dan wel, wanneer dat meer is, een bedrag gelijk aan de eerder ter zake van die aandelen genoten korting voor MKB-beleggingen.
2.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vervreemding mede verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in
artikel 4.16. Een aandelenfusie als bedoeld in
artikel 3.55 wordt niet als een vervreemding aangemerkt. Bij ministeriële regeling kunnen ook andere situaties worden aangegeven die niet als een vervreemding worden aangemerkt.