1.
Het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde vennootschap is het inkomen uit een niet tot het vermogen van een onderneming behorend aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde vennootschap, verminderd met de verliezen uit aanmerkelijk belang, berekend volgens de regels van
hoofdstuk 4, met uitzondering van de in
artikel 4.12 genoemde persoonsgebonden aftrek en verminderd, met overeenkomstige toepassing van de
artikelen 6.2,
6.2a en
6.31, met uitgaven voor monumentenpanden. Voor de beoordeling van de vraag of er een aanmerkelijk belang is, is
artikel 1.2, vierde lid, onderdeel b, niet van toepassing. Voor de toepassing van de eerste volzin is
afdeling 4.2 van overeenkomstige toepassing.
2.
Indien de berekening van het inkomen uit aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde vennootschap leidt tot een negatief bedrag wordt dit aangemerkt als een verlies uit aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde vennootschap. De verrekening van dit verlies vindt plaats overeenkomstig de regels van
afdeling 4.10.
3.
Verliezen uit aanmerkelijk belang zijn de verliezen uit aanmerkelijk belang die betrekking hebben op jaren waarin de buitenlandse belastingplichtige binnenlands belastingplichtig was en de verliezen uit aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde vennootschap.
4.
Artikel 4.41, eerste lid, is niet van toepassing indien de vennootschap die de aandelen of winstbewijzen verwerft niet in Nederland is gevestigd.
6.
Behoudens voor de toepassing van het vierde en vijfde lid, wordt een lichaam dat ten minste vijf jaar in Nederland gevestigd is geweest gedurende tien jaar na verplaatsing van de werkelijke leiding van het lichaam uit Nederland nog geacht in Nederland te zijn gevestigd.
7.
Een verplaatsing van de werkelijke leiding van een vennootschap uit Nederland is een vervreemding van het aanmerkelijk belang.
1.
Als verkrijgingsprijs van aandelen en winstbewijzen die tot een aanmerkelijk belang behoren, geldt de waarde in het economische verkeer op het tijdstip waarop de binnenlandse belastingplicht in Nederland is geëindigd, indien bij de beëindiging van de binnenlandse belastingplicht van de belastingplichtige vervreemdingsvoordelen in aanmerking zijn genomen.
4.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts regels worden gesteld inzake de verkrijgingsprijs van de aandelen of winstbewijzen die zijn verkregen van een natuurlijk persoon bij wie ter zake van die vervreemding te conserveren inkomen is genoten, indien
artikel 26 van de Invorderingswet 1990 is toegepast.