1.
Bezittingen en schulden worden in aanmerking genomen voor de waarde in het economische verkeer.
2.
Bezittingen en schulden die, al dan niet tezamen, in het economische verkeer als een eenheid plegen te worden beschouwd, worden als eenheid in aanmerking genomen.
3.
Indien de waarde van een bezitting of van een schuld op de peildatum niet kan worden bepaald, wordt die waarde bepaald op het naastbij gelegen tijdstip waarop dat wel mogelijk is.
4.
Genotsrechten die zijn verleend tegen een zakelijke vergoeding die wordt voldaan in regelmatig vervallende termijnen die betrekking hebben op een tijdvak van ten hoogste een jaar, worden gewaardeerd op nihil. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op schulden die corresponderen met de aldaar bedoelde genotsrechten.
4.
In geval van erfpacht wordt voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen het in het eerste of tweede lid bedoelde waardegegeven verminderd met een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen waarde van de erfpachtcanon.
Artikel 5.21. Waardering effecten
Voor de waardering van effecten die zijn opgenomen in enige bij ministeriële regeling aangewezen prijscourant wordt de waarde in het economische verkeer op de peildatum gesteld op de slotnotering die is vermeld in de prijscourant die betrekking heeft op de laatste beursdag van het voorafgaande kalenderjaar.
1.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in aanmerking te nemen waarde van genotsrechten.
2.
Bezittingen waarop een genotsrecht is gevestigd, worden gewaardeerd op het verschil van de waarde van de onbezwaarde bezitting en de overeenkomstig het eerste lid vastgestelde waarde van het genotsrecht. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op schulden waarvan een genotsgerechtigde de rente moet voldoen.
3.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder genotsrecht: elke gerechtigdheid tot voordelen uit goederen.
4.
Indien een genotsrecht is gevestigd in de vorm van verstrekkingen als bedoeld in
artikel 3.101, tweede lid, wordt voor de toepassing van het tweede lid de waarde van het genotsrecht op nihil gesteld.