1.
De ondernemer die aan het urencriterium voldoet en bij de aanvang van het kalenderjaar de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in
artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt, kan bij het bepalen van de in een kalenderjaar genoten winst over dat jaar toevoegen aan de oudedagsreserve.
1.
De toevoeging aan de reserve over een kalenderjaar bedraagt 9,8% van de winst die de belastingplichtige als ondernemer uit een onderneming geniet, maar niet meer dan € 8.631. De op grond van de eerste volzin bepaalde toevoeging wordt verminderd met de ten laste van die winst gekomen premies en andere bijdragen uit hoofde van pensioenregelingen.
2.
De op grond van het eerste lid berekende toevoeging bedraagt ten hoogste het bedrag waarmee het ondernemingsvermogen bij het einde van het kalenderjaar de oudedagsreserve bij het begin van het kalenderjaar te boven gaat.
3.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder winst verstaan: de winst voor toevoeging aan en afneming van de oudedagsreserve en vermeerderd met de premies en andere bijdragen als bedoeld in het eerste lid, maar met uitzondering van de winst waarop een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is.
4.
Het in het eerste lid genoemde percentage wordt jaarlijks bij algemene maatregel van bestuur gewijzigd. De wijziging vindt voor het eerst plaats per 1 januari 2015. Bij deze wijziging wordt het in het eerste lid genoemde percentage verlaagd met 0,36%-punt maal het aantal jaren waarmee ingevolge
artikel 18a, elfde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 de in artikel 18a, zesde lid, van die wet genoemde pensioenrichtleeftijd wordt gewijzigd. Een wijziging ingevolge de eerste volzin van het in het eerste lid genoemde percentage wordt bekendgemaakt ten minste een jaar voordat deze toepassing vindt.
b.
met de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen, bedoeld in
artikel 3.100, eerste lid, onderdeel b, en de negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen die ten aanzien van de belastingplichtige in aanmerking worden genomen in verband met de toepassing van
artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 ten aanzien van de vennootschap waarvan de belastingplichtige aandeelhouder is voorzover deze uitkeringen, verstrekkingen en negatieve uitgaven verband houden met een lijfrente die in het kader van de afname van een oudedagsreserve van de belastingplichtige is gevormd.
2.
Het bedrag dat na de vermeerdering van het eerste lid, onderdeel a, aan de oudedagsreserve kan worden toegevoegd, kan niet uitgaan boven het verschil tussen het bedrag van het ondernemingsvermogen bij het einde van het kalenderjaar en het bedrag van de oudedagsreserve bij het begin van het kalenderjaar.
1.
De oudedagsreserve neemt af met:
a.
een door de belastingplichtige te kiezen bedrag, maar met ten hoogste het bedrag van de premies voor lijfrenten die in het kalenderjaar als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking worden genomen;
b.
het bedrag waarmee de oudedagsreserve het ondernemingsvermogen bij het einde van het kalenderjaar overtreft indien:
1°.
in het kalenderjaar de onderneming of een gedeelte van de onderneming is gestaakt;
3°.
de belastingplichtige in het kalenderjaar en in het voorafgaande kalenderjaar niet aan het urencriterium voldoet.
2.
Het bedrag van de afnemingen wordt in de winst opgenomen.
Artikel 3.71. Ondernemingsvermogen
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder ondernemingsvermogen verstaan de boekwaarde van het vermogen van de onderneming verminderd met het bedrag van de reserves bedoeld in
artikel 3.53, met uitzondering van de oudedagsreserve, verminderd met het bedrag van een positieve terugkeerreserve als bedoeld in
artikel 3.54a en vermeerderd met het bedrag van een negatieve terugkeerreserve als bedoeld in
artikel 3.54a. Daarbij blijven buiten aanmerking de vermogensbestanddelen en reserves waarvan de waardeveranderingen respectievelijk de wijzigingen behoren tot de winst ter zake waarvan een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is.
1.
Indien de belastingplichtige als ondernemer winst geniet uit meer dan één onderneming:
1°.
winst opgevat als het gezamenlijke bedrag van de winst die met de ondernemingen waaruit de belastingplichtigen als ondernemer winst geniet, is behaald;
2°.
ondernemingsvermogen opgevat als het gezamenlijke bedrag van het vermogen van de ondernemingen, bedoeld onder 1°;
3°.
oudedagsreserve opgevat als het gezamenlijke bedrag van de oudedagsreserves van de ondernemingen, bedoeld onder 1°, en
b.
vindt de toedeling van de toevoeging, bedoeld in
artikel 3.68, aan de ondernemingen, bedoeld in onderdeel a, onder 1°, naar keuze van de ondernemer plaats, voorzover als gevolg van de toevoeging de oudedagsreserve niet uitgaat boven het ondernemingsvermogen van die onderneming bij het einde van het kalenderjaar.
2.
Indien de belastingplichtige als ondernemer of als medegerechtigde tot het vermogen van een onderneming als bedoeld in
artikel 3.3, winst geniet uit meer dan één onderneming, geldt het bedrag van de premies voor lijfrenten, bedoeld in
artikel 3.70, eerste lid, voor de gezamenlijke ondernemingen.
3.
Indien de belastingplichtige als ondernemer winst geniet uit meer dan één onderneming en bij een of meer van die ondernemingen
artikel 3.70, eerste lid, aanhef en onderdeel b, aanhef en onder 1°, is toegepast:
a.
kan de ondernemer aan het gezamenlijke bedrag van de oudedagsreserves bij de andere ondernemingen waaruit de belastingsplichtige als ondernemer winst geniet, toevoegen het gezamenlijke bedrag van de afnemingen volgens
artikel 3.70, eerste lid, aanhef en onderdeel b, aanhef en onder 1°, voorzover als gevolg van de toevoeging het gezamenlijke bedrag van de oudedagsreserves van die andere ondernemingen bij het einde van het kalenderjaar niet uitgaat boven het gezamenlijke bedrag van het ondernemingsvermogen van die andere ondernemingen bij het einde van het kalenderjaar;
b.
vindt de toedeling van die toevoeging aan de ondernemingen waaruit de belastingsplichtige als ondernemer winst geniet, naar keuze van de ondernemer plaats, voorzover als gevolg van die toevoeging de oudedagsreserve niet uitgaat boven het ondernemingsvermogen van die onderneming bij het einde van het kalenderjaar.
2.
Indien belastingplichtige als ondernemer of als medegerechtigde tot het vermogen van een onderneming als bedoeld in
artikel 3.3, winst geniet uit meer dan één onderneming en de winst van die ondernemingen wordt bepaald over onderling niet samenvallende boekjaren:
c.
wordt voor de toepassing van
artikel 3.72, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, voor elke onderneming als vermogen van die onderneming aangemerkt het ondernemingsvermogen bij het einde van het jongste boekjaar dat voor het einde van het kalenderjaar is geëindigd, vermeerderd of verminderd met de kapitalen die door de ondernemer tussen het einde van het boekjaar en het einde van het kalenderjaar aan de ondernemingen zijn toegevoegd of onttrokken.
3.
Indien de ondernemer ophoudt binnenlands belastingplichtige te zijn, treedt voor de toepassing van het tweede lid, het gedeelte van het kalenderjaar dat eindigt met die belastingplicht voor het kalenderjaar in de plaats.