1.
Bij het begin van het kalenderjaar worden de in de
artikelen 2.10,
2.10a,
3.15, eerste lid,
3.41,
3.42,
3.47,
3.77,
3.87,
3.125,
3.126a,
3.127, tweede lid,
3.129,
3.133,
5.3,
5.5,
5.10,
5.13,
6.17, derde lid,
6.20,
6.28,
8.10,
8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel a,
8.14a,
8.16a,
8.17,
8.18,
9.4 en
10.7 vermelde bedragen, het in artikel 3.127, derde lid, laatst vermelde bedrag en het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag bij ministeriële regeling vervangen door andere. Deze bedragen worden berekend door de te vervangen bedragen te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor en vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen. Indien in het voorafgaande jaar een dergelijke afronding is toegepast, kan bij vervanging worden uitgegaan van het niet-afgeronde bedrag.
2.
In afwijking in zoverre van het eerste lid, tweede volzin, wordt het bedrag dat is vermeld in de tweede regel van de tweede kolom en in de derde regel van de eerste kolom van de tabel in
artikel 2.10, eerste lid, berekend door het te vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de uitkomst van de formule: 1 + (75% x (tabelcorrectiefactor – 1)).
1.
De tabelcorrectiefactor is de verhouding van het gemiddelde van de prijsindexcijfers van de achttiende tot en met de zevende aan het kalenderjaar voorafgaande maand, tot het gemiddelde van de prijsindexcijfers van de dertigste tot en met de negentiende aan het kalenderjaar voorafgaande maand.
2.
De prijsindexcijfers zijn de cijfers uit de «Consumentenprijsindex Alle Huishoudens, afgeleid» van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De gemiddelde prijsindexcijfers worden berekend uit de prijsindexcijfers vermeld in het nummer van het Statistisch Bulletin, waarin het indexcijfer van de zevende respectievelijk negentiende aan het kalenderjaar voorafgaande maand voor het eerst, al dan niet voorlopig, wordt gepubliceerd.
3.
Indien de basis voor de prijsindexcijfers wijzigt, wordt bij ministeriële regeling aangegeven op welke wijze wordt overgegaan op de nieuwe reeks prijsindexcijfers.
1.
Het bedrag, genoemd in
artikel 3.68, eerste lid, wordt bij het begin van het kalenderjaar bij ministeriële regeling vervangen door een ander bedrag. Dit bedrag wordt berekend door het na toepassing van het tweede lid in
artikel 3.127, derde lid, eerstvermelde bedrag, verminderd met het na toepassing van
artikel 10.1 in artikel 3.127, derde lid, laatstvermelde bedrag, te vermenigvuldigen met het na toepassing van artikel 3.68, vierde lid, in artikel 3.68, eerste lid, genoemde percentage en vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen.
2.
Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in
artikel 3.127, derde lid, eerstvermelde bedrag bij ministeriële regeling vervangen door een ander bedrag. Dit bedrag wordt berekend door het te vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de contractloonontwikkelingsfactor en vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen. Indien in het voorafgaande jaar een dergelijke afronding is toegepast, kan bij vervanging worden uitgegaan van het niet-afgeronde bedrag.
3.
De contractloonontwikkelingsfactor is de verhouding van het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de
Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag , bij het begin van het kalenderjaar tot het bedrag, genoemd in
artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, bij het begin van het voorafgaande kalenderjaar.
1.
Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in
artikel 2.10, tweede lid, en
artikel 2.10a, tweede lid, vermelde percentage bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt berekend door het te vervangen percentage te verhogen met 0,5%-punt en vervolgens te verminderen of te vermeerderen met eenzelfde aantal procentpunten als het aantal procentpunten waarmee het in de laatste kolom van de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel als vierde vermelde percentage bij het begin van het kalenderjaar is verlaagd, onderscheidenlijk verhoogd.
2.
In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt het in
artikel 2.10, tweede lid, en
artikel 2.10a, tweede lid, vermelde percentage ten hoogste gesteld op het verschil tussen de in de laatste kolom van de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel als vierde en derde vermelde percentages. Het in artikel 2.10, tweede lid, en artikel 2.10a, tweede lid, vermelde percentage wordt niet op een negatief percentage gesteld.
1.
Bij het begin van het kalenderjaar worden de hierna aangeduide percentages en bedragen, vermeld in
artikel 3.19, tweede lid, en
artikel 3.112, eerste en vijfde lid, bij ministeriële regeling vervangen door andere percentages en andere bedragen. Het betreft met betrekking tot artikel 3.19, tweede lid: het laatste bedrag van de eerste kolom, het laatste bedrag van de tweede kolom, de twee bedragen in de derde kolom en de eerste vijf percentages in de derde kolom. Het betreft met betrekking tot artikel 3.112, eerste lid: het laatste bedrag van de eerste kolom, het laatste bedrag van de tweede kolom, de twee bedragen in de derde kolom en de eerste vier percentages in de derde kolom. Het betreft met betrekking tot artikel 3.112, vijfde lid: het percentage in de eerste volzin en de bedragen in de tweede volzin.
2.
Het laatstvermelde bedrag in de eerste, tweede en derde kolom in
artikel 3.19, tweede lid, en in
artikel 3.112, eerste lid, en het in artikel 3.112, vijfde lid, tweede volzin, als eerste en als laatste vermelde bedrag, worden berekend door het te vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in
artikel 10.2.
3.
Het in de derde kolom in
artikel 3.19, tweede lid, als vijfde vermelde percentage en het in de derde kolom in
artikel 3.112, eerste lid, als vierde vermelde percentage worden berekend door het te vervangen percentage te vermenigvuldigen met het product van de factor ih en de factor iw.
4.
Onder de factor i
h wordt verstaan: de verhouding van het indexcijfer van de woninghuren over juli van het voorafgaande kalenderjaar tot dat indexcijfer over juli van het tweede voorafgaande kalenderjaar.
5.
Onder de factor iw wordt verstaan: de verhouding van het gemiddelde van de eigenwoningwaarden die betrekking hebben op het voorafgaande kalenderjaar en het gemiddelde van die waarden die betrekking hebben op het kalenderjaar.
6.
De in
artikel 3.112, eerste lid, derde kolom, eerstvermelde drie percentages worden achtereenvolgens berekend door het volgens het derde lid berekende, als vierde vermelde percentage in artikel 3.112, eerste lid, derde kolom, te vermenigvuldigen met 0,4, 0,6 en 0,8.
7.
Het in
artikel 3.112, vijfde lid, eerste volzin, vermelde percentage wordt berekend door het volgens het derde lid berekende, als vierde vermelde percentage in artikel 3.112, eerste lid, derde kolom, te vermenigvuldigen met 10/6.
9.
Het in de
derde kolom van artikel 3.19, tweede lid, eerstvermelde bedrag wordt berekend door het volgens het tweede lid berekende laatstvermelde bedrag in de eerste kolom van artikel 3.19, tweede lid, te vermenigvuldigen met het volgens het derde lid berekende, als vijfde vermelde percentage in de derde kolom van artikel 3.19, tweede lid. Het in de
derde kolom van artikel 3.112, eerste lid, eerstvermelde bedrag wordt berekend door het volgens het tweede lid berekende laatstvermelde bedrag in de eerste kolom van artikel 3.112, eerste lid, te vermenigvuldigen met het volgens het derde lid berekende, als vierde vermelde percentage in de derde kolom van artikel 3.112, eerste lid. Het in artikel 3.112, vijfde lid, tweede volzin, als tweede vermelde bedrag wordt berekend door het volgens het tweede lid berekende eerstvermelde bedrag van artikel 3.112, vijfde lid, tweede volzin, te vermenigvuldigen met het volgens het zevende lid berekende percentage van artikel 3.112, vijfde lid, eerste volzin.
10.
Het in het achtste lid laatstgenoemde percentage wordt bij het begin van het kalenderjaar bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt berekend door het te vervangen percentage te vermenigvuldigen met het product van de factor ih en de factor iw, bedoeld in het vierde en vijfde lid.
1.
Bij het begin van de kalenderjaren 2010 tot en met 2016 worden de in het tweede lid bedoelde percentages bij ministeriële regeling vervangen door andere percentages. Deze percentages worden berekend zoals bepaald is in het tweede lid.
2.
Op de wijze zoals in het eerste lid is bepaald, wordt:
3.
Bij de toepassing van het tweede lid wordt op de verhoogde percentages de nodig geachte afronding aangebracht. Indien in het voorafgaande jaar een dergelijke afronding is toegepast, wordt bij de vervanging uitgegaan van het niet-afgeronde percentage.
1.
Bij de berekeningen volgens
artikel 10.3 worden de percentages naar beneden afgerond tot op vijfhonderdste nauwkeurig. Bij de berekening volgens
artikel 10.3, tweede lid, worden de bedragen naar beneden afgerond op een veelvoud van € 10 000.
2.
Onder indexcijfer van de woninghuren in
artikel 10.3 wordt verstaan het gemiddelde van de consumentenprijsindexcijfers voor alle huishoudens voor de woninghuur, vermeld in het nummer van de Maandstatistiek van de prijzen, uitgegeven door het Centraal Bureau voor de Statistiek, waarin het indexcijfer voor de maand juli voor het eerst, al dan niet voorlopig, wordt gepubliceerd.
3.
Indien de basis voor de in het tweede lid genoemde prijsindexcijfers wordt verlegd, worden bij ministeriële regeling regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop wordt overgegaan van de oude op de nieuwe reeks prijsindexcijfers.
1.
Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in de
artikelen 3.97 en
3.114 vermelde bedrag bij ministeriële regeling vervangen door een ander. Dit bedrag wordt berekend door het te vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de verhouding van het indexcijfer van de woninghuren over juli van het voorafgaande kalenderjaar tot dat indexcijfer over juli van het tweede voorafgaande kalenderjaar, en vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen.
1.
Bij het begin van het kalenderjaar worden de in
artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdelen a en b, vermelde percentages en de in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdelen b en c, eerstvermelde bedragen en het in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, vermelde bedrag bij ministeriële regeling vervangen door andere percentages en andere bedragen.
3.
Het percentage in
artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, wordt berekend door het verschil van het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag en het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel a, genoemde bedrag, na toepassing van
artikel 10.1 te delen door het verschil van:
b.
het volgens het vierde lid berekende bedrag.
5.
Het vermelde bedrag in
artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel c, en het bedrag in
artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, worden gesteld op 108% van 225% van het twaalfvoud van het in
artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag vermeerderd met € 5.227.
6.
De volgens het tweede en derde lid berekende percentages worden rekenkundig afgerond op drie decimalen.