1.
Indien de belastingplichtige als ondernemer winst geniet uit meer dan één onderneming:
1°.
winst opgevat als het gezamenlijke bedrag van de winst die met de ondernemingen waaruit de belastingplichtigen als ondernemer winst geniet, is behaald;
2°.
ondernemingsvermogen opgevat als het gezamenlijke bedrag van het vermogen van de ondernemingen, bedoeld onder 1°;
3°.
oudedagsreserve opgevat als het gezamenlijke bedrag van de oudedagsreserves van de ondernemingen, bedoeld onder 1°, en
b.
vindt de toedeling van de toevoeging, bedoeld in
artikel 3.68, aan de ondernemingen, bedoeld in onderdeel a, onder 1°, naar keuze van de ondernemer plaats, voorzover als gevolg van de toevoeging de oudedagsreserve niet uitgaat boven het ondernemingsvermogen van die onderneming bij het einde van het kalenderjaar.
2.
Indien de belastingplichtige als ondernemer of als medegerechtigde tot het vermogen van een onderneming als bedoeld in
artikel 3.3, winst geniet uit meer dan één onderneming, geldt het bedrag van de premies voor lijfrenten, bedoeld in
artikel 3.70, eerste lid, voor de gezamenlijke ondernemingen.
3.
Indien de belastingplichtige als ondernemer winst geniet uit meer dan één onderneming en bij een of meer van die ondernemingen
artikel 3.70, eerste lid, aanhef en onderdeel b, aanhef en onder 1°, is toegepast:
a.
kan de ondernemer aan het gezamenlijke bedrag van de oudedagsreserves bij de andere ondernemingen waaruit de belastingsplichtige als ondernemer winst geniet, toevoegen het gezamenlijke bedrag van de afnemingen volgens
artikel 3.70, eerste lid, aanhef en onderdeel b, aanhef en onder 1°, voorzover als gevolg van de toevoeging het gezamenlijke bedrag van de oudedagsreserves van die andere ondernemingen bij het einde van het kalenderjaar niet uitgaat boven het gezamenlijke bedrag van het ondernemingsvermogen van die andere ondernemingen bij het einde van het kalenderjaar;
b.
vindt de toedeling van die toevoeging aan de ondernemingen waaruit de belastingsplichtige als ondernemer winst geniet, naar keuze van de ondernemer plaats, voorzover als gevolg van die toevoeging de oudedagsreserve niet uitgaat boven het ondernemingsvermogen van die onderneming bij het einde van het kalenderjaar.