1.
Indien een onderneming wordt omgezet in de vorm van een door een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gedreven onderneming, wordt, op verzoek van de belastingplichtige, voor het bepalen van de uit de onderneming in het kalenderjaar van omzetting genoten winst de onderneming, behalve voor de toepassing van
artikel 3.54a, geacht niet te zijn gestaakt, mits de oprichters van de vennootschap in het aandelenkapitaal geheel of nagenoeg geheel in dezelfde verhouding gerechtigd zijn als in het vermogen van de omgezette onderneming en de door Onze Minister nader te stellen voorwaarden zijn vervuld. De eerste volzin is niet van toepassing in situaties als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onderdeel b; in situaties als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onderdeel a, is de eerste volzin slechts van toepassing indien de medegerechtigdheid van de belastingplichtige de rechtstreekse voortzetting vormt van zijn gerechtigdheid of medegerechtigdheid als ondernemer.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing met betrekking tot de oudedagsreserve.
3.
Bij een omzetting op de voet van het eerste lid vervalt, in afwijking van
artikel 3.54a, tweede lid, een negatieve terugkeerreserve zonder dat dit de winst beïnvloedt. Onze Minister houdt bij de bepaling van de omvang van de verkrijgingspijs van de bij de omzetting verkregen aandelen rekening met het vervallen van de negatieve terugkeerreserve.
4.
De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking waarin de in het eerste lid bedoelde voorwaarden zijn opgenomen.
5.
De in het eerste lid bedoelde voorwaarden strekken ter verzekering van de heffing en de invordering van de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting, die verschuldigd zouden zijn of zouden worden indien het eerste lid buiten toepassing zou blijven. Voorts kunnen voorwaarden worden gesteld die betrekking hebben op:
a.
de grootte van het geplaatste en gestorte aandelenkapitaal;
b.
de verkrijgingsprijs, bedoeld in
artikel 4.21, van de bij de omzetting verkregen aandelen en de boekwaarde van bij de omzetting verkregen schuldvorderingen;
c.
de berekening van de verminderingen ter voorkoming van dubbele belasting;
e.
de vervreemding van de aandelen in de opgerichte vennootschap.