a.
uitkeringen en verstrekkingen op grond van de
Wet langdurige zorg ;
b.
uitkeringen op grond van de
Algemene Kinderbijslagwet en het kindgebonden budget op grond van de
Wet op het kindgebonden budget ;
d.
uitkeringen in de vorm van een gift of een voorwaardelijke gift ingevolge de
Wet studiefinanciering 2000 ;
f.
uitkeringen en verstrekkingen op grond van de
Participatiewet die zijn bedoeld ter dekking van bepaalde noodzakelijke kosten, waaronder begrepen uitkeringen als bedoeld in
artikel 36 van die wet;
g.
kinderopvangtoeslag op grond van de
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen ;
h.
op het inkomen van de belastingplichtige afgestemde uitkeringen die bij ministeriële regeling worden aangewezen, voorzover zij volgens die regeling zijn bedoeld ter dekking van:
1°.
bepaalde noodzakelijke kosten van huur van een woning of een woonwagen;
2°.
bepaalde noodzakelijke kosten in verband met de verkrijging of het behoud van een eigen woning als bedoeld in
artikel 3.111, waarbij voor de toepassing van de regeling inzake de aftrek van de op de voordelen uit die woning drukkende kosten als bedoeld in
artikel 3.110 deze uitkering geacht wordt wel te zijn aangewezen;
3°.
bepaalde noodzakelijke kosten in verband met opleiding of studie;
4°.
bepaalde noodzakelijke kosten die naar aard en strekking overeenkomen met kosten als bedoeld in onderdeel f;
5°.
bepaalde noodzakelijke kosten van huishoudelijke hulp;
i.
bij ministeriële regeling aan te wijzen uitkeringen die zijn bedoeld ter dekking van onderhoudskosten van thuiswonende gehandicapte kinderen;
k.
de zorgtoeslag op grond van de
Wet op de zorgtoeslag ;
l.
uitkeringen en verstrekkingen op grond van de
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 ;
m.
bij ministeriële regeling aan te wijzen uitkeringen die naar aard en strekking overeenkomen met uitkeringen als bedoeld in de onderdelen a tot en met l;
q.
uitkeringen op grond van buitenlandse regelingen die naar aard en strekking overeenkomen met uitkeringen als bedoeld in de onderdelen a tot en met p.