1.
Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in
artikel 5.2, eerste lid, en
artikel 7.7, eerste lid, eerstvermelde percentage bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt gesteld op 131% van het gemiddelde rendement op deposito’s van huishoudens met een opzegtermijn van maximaal drie maanden, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank, over de vijf kalenderjaren die volgen op het kalenderjaar dat zeven jaar voorafgaat aan het kalenderjaar, bedoeld in de eerste volzin, verminderd met 31% van de som van het voornoemde gemiddelde en 0,1 procentpunt.
2.
Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in
artikel 5.2, eerste lid, en
artikel 7.7, eerste lid, als tweede vermelde percentage bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt gesteld op de som van 53% van het langetermijnrendement op onroerende zaken, 33% van het langetermijnrendement op aandelen en 14% van het langetermijnrendement op obligaties.
3.
Het langetermijnrendement op onroerende zaken wordt gesteld op het meetkundige gemiddelde van veertienmaal het langetermijnrendement op onroerende zaken van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar, bedoeld in het tweede lid, en eenmaal het rendement op onroerende zaken over het kalenderjaar dat twee jaar voorafgaat aan het kalenderjaar, bedoeld in het tweede lid. Het rendement op onroerende zaken over een kalenderjaar wordt gesteld op de procentuele verandering van het CBS-prijsindexcijfer voor Bestaande Koopwoningen (2010 = 100) in het betreffende kalenderjaar.
4.
Het langetermijnrendement op aandelen wordt gesteld op het meetkundige gemiddelde van veertienmaal het langetermijnrendement op aandelen van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar, bedoeld in het tweede lid, en eenmaal het rendement op aandelen over het kalenderjaar dat twee jaar voorafgaat aan het kalenderjaar, bedoeld in het tweede lid. Het rendement op aandelen over een kalenderjaar wordt gesteld op de procentuele verandering van de MSCI Europe Standard Gross Local Index in het betreffende kalenderjaar.
5.
Het langetermijnrendement op obligaties wordt gesteld op het meetkundige gemiddelde van veertienmaal het langetermijnrendement op obligaties van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar, bedoeld in het tweede lid, en eenmaal het rendement op obligaties over het kalenderjaar dat twee jaar voorafgaat aan het kalenderjaar, bedoeld in het tweede lid. Het rendement op obligaties over een kalenderjaar wordt gesteld op het jaarcijfer voor de kapitaalmarktrentevoet van de jongste Nederlandse 10-jarige staatsobligatie, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank, in het betreffende kalenderjaar.
6.
De percentages, bedoeld in het eerste en tweede lid, en de langetermijnrendementen, bedoeld in het derde, vierde en vijfde lid, worden rekenkundig afgerond op twee decimalen.