Wet van 21 April 1955, houdende vaststelling van een regeling, als bedoeld in artikel 89a van de Comptabiliteitswet (Stb. 1927, No. 259), ten aanzien van de "Stichting tot verzorging en afwikkeling van pensioensaangelegenheden betreffende gewezen overheidspersoneel van Indonesië en hun nagelaten betrekkingen"
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, mede gelet op artikel 9 van het Besluit MC II/C II/26 van de Tweede Ministersconferentie, nodig is een regeling te treffen, als bedoeld in artikel 89 a van de Comptabiliteitswet ( Stb. 1927, No. 259), zoals deze wet sindsdien is gewijzigd, ten aanzien van de "Stichting tot verzorging en afwikkeling van pensioensaangelegenheden betreffende gewezen overheidspersoneel van Indonesië en hun nagelaten betrekkingen";
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
1.
De overeenkomst, waarvan de inhoud overeenstemt met de in afdruk bij deze wet gevoegde tekst, voor en namens het Rijk gesloten door Onze Ministers voor Uniezaken en Overzeese Rijksdelen, van Financiën en van Binnenlandse Zaken met de Raad van Beheer der "Stichting tot verzorging en afwikkeling van pensioensaangelegenheden betreffende gewezen overheidspersoneel van Indonesië en hun nagelaten betrekkingen", wordt goedgekeurd.
2.
Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Financiën worden gemachtigd met de Stichting overeenkomsten tot uitvoering van de in het eerste lid bedoelde overeenkomst, alsmede tot wijziging daarvan, aan te gaan.
3.
Ministers, Hoofden van Departementen van Algemeen Bestuur, kunnen in samenwerking met Onze in het vorige lid genoemde Ministers overeenkomsten met de Stichting aangaan.
4.
Door de zorg van Onze Minister van Binnenlandse Zaken zullen wijzigingen in de statuten van de Stichting zomede nieuwe overeenkomsten en wijzigingen in overeenkomsten onverwijld ter kennis worden gebracht van de Staten-Generaal.
1.
Over het tijdvak 1 December 1950 tot en met 31 December 1951 en jaarlijks over de jaren 1952 tot en met 1955 wordt, behoudens instemming van de desbetreffende posten van de Rijksbegroting, ten laste van het Rijk aan de Stichting uitgekeerd het bedrag, waarmede over het betrokken tijdvak de lasten van de Stichting de baten overschrijden, voor zover mogelijk verminderd met een bedrag van f 1.6 millioen 's jaars.
2.
Te rekenen van 1956 af wordt jaarlijks ten laste van het Rijk aan de Stichting subsidie verleend tot het bedrag, waarmede over het betrokken dienstjaar de lasten van de Stichting de baten overschrijden, voor zover dit bedrag de som van de aflossingen en uitlotingen van het belegd vermogen in dat jaar overtreft.
3.
De uitgaven voortvloeiende uit het bepaalde in het eerste en het tweede lid, komen tot en met die over het jaar 1952 ten laste van Hoofdstuk XIII B en vervolgens ten laste van Hoofdstuk V der Rijksbegroting.
1.
De Raad van Beheer der Stichting dient jaarlijks uiterlijk op 1 November bij Onze in
artikel 1, tweede lid, genoemde Ministers een ontwerp-begroting van baten en lasten voor het daarop volgende jaar in en een ontwerp-begroting van te verrichten bij- en afboekingen op de kapitaalrekeningen der Stichting.
2.
Na instemming door Onze in het eerste lid bedoelde Ministers, welke instemming met wijziging gepaard kan gaan en uiterlijk op 31 December van het jaar van indiening wordt verleend, stelt de Raad van Beheer de begrotingen vast.
3.
Afschrift van de vastgestelde begrotingen zendt de Raad van Beheer toe aan de Staten-Generaal, aan Onze in het eerste lid bedoelde Ministers.
1.
Het jaarverslag, de balans, de rekening van baten en lasten en de kapitaalrekening, worden na vaststelling door de Raad van Beheer aan Onze in
artikel 1, tweede lid, genoemde Ministers ingezonden.
2.
Aan de door Onze in het eerste lid bedoelde Ministers aan te wijzen ambtenaren zal, telkens wanneer zulks wordt verlangd, inzage in de boekhouding der Stichting en in de daaraan ten grondslag liggende bescheiden worden gegeven, zullen alle voor de contrôle nodige inlichtingen desgevraagd worden verstrekt en zal gelegenheid worden gegeven voor het opnemen van kasgelden en andere vermogensbestanddelen.
Artikel 5
Terzake van de overdracht door Indonesië aan Nederland van de bij het besluit MC II/C II/26 van de Tweede Conferentie van Ministers van de Nederlands-Indonesische Unie bedoelde vermogens, alsmede terzake van de overdracht door Nederland aan de Stichting van kapitalen en gelden zijn generlei rechten of belastingen verschuldigd.
Artikel 6
Handelingen vóór de inwerkingtreding van deze wet verricht worden goedgekeurd voor zover zij in overeenstemming zijn met het bepaalde in deze wet en de daarbij gevoegde overeenkomst.
Artikel 7
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de uitgifte van het Staatsblad waarin zij is geplaatst en werkt terug tot 1 December 1950.
Gegeven ten Paleize Soestdijk, 21 April 1955
De Minister van Binnenlandse Zaken,
De Minister van Financiën,
Uitgegeven de dertiende Mei 1955.
De Minister van Justitie,