Artikel 3. College
Er is een College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het college bezit rechtspersoonlijkheid.
1.
Het college wordt aangewezen als de bevoegde autoriteit voor Nederland in de zin van artikel 75 van verordening (EG) 1107/2009. Het college is in dat kader belast met het optreden als rapporteur lidstaat voor de beoordeling van werkzame stoffen, beschermstoffen en synergisten, alsmede met de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen, overeenkomstig verordening (EG) 1107/2009.
2.
Het college wordt aangewezen als de bevoegde autoriteit voor Nederland in de zin van artikel 81, eerste lid, van verordening (EU) Nr. 528/2012, tenzij in deze wet anders is bepaald.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen aan het college andere taken worden opgedragen, die samenhangen met het op de markt brengen of het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of biociden.
4.
In afwijking van het eerste lid is Onze Minister van Economische Zaken belast met het verstrekken van informatie als bedoeld in artikel 67, eerste lid, derde tekstblok, van verordening (EG) 1107/2009.
1.
Het college bestaat uit vijf leden, de voorzitter daaronder begrepen, en ten hoogste vier plaatsvervangende leden. De benoeming vindt plaats op grond van deskundigheid op het gebied van de taken waarmee het college is belast.
2.
De leden wijzen uit hun midden een plaatsvervangend voorzitter aan.
3.
De leden en de plaatsvervangend leden worden voor de duur van vier jaren benoemd. Zij zijn ten hoogste twee keer herbenoembaar.
4.
De leden en de plaatsvervangend leden hebben op persoonlijke titel zitting in het college en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.
5.
Zolang in een vacature niet is voorzien, vormen de overblijvende leden het college, met de bevoegdheid van het volledig college.
6.
Leden en plaatsvervangend leden die zijn benoemd ter vervanging van een tussentijds opengevallen plaats, treden af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats zij zijn benoemd, zou moeten aftreden.
1.
Het college heeft een secretaris en een secretariaat. Het secretariaat is belast met de ondersteuning van het college.
2.
De secretaris wordt op voordracht van het college benoemd door Onze Minister. Hij kan worden geschorst of ontslagen door Onze Minister.
3.
De secretaris van het college is tevens directeur van het secretariaat. Hij is belast met de dagelijkse leiding daarvan.
1.
Het college stelt een bestuursreglement vast, waarin in ieder geval wordt geregeld:
a.
de werkwijze van het college en de taakverdeling tussen de leden, en
2.
Het college kan bij het reglement zijn vertegenwoordiging in en buiten rechte opdragen aan een of meer leden van het college of aan de secretaris. Het kan bepalen dat deze vertegenwoordiging uitsluitend betrekking heeft op bepaalde aangelegenheden.
3.
Het college kan bij het reglement de uitoefening van daarbij aan te wijzen taken en bevoegdheden opdragen aan een of meer leden of aan de secretaris.
6.
In aanvulling op het eerste lid, onderdeel b, kan het college in een bestuursreglement regels stellen voor het bij een schriftelijke aanvraag overleggen van gegevens op een elektronische gegevensdrager en de aanvrager daartoe verplichten, voorzover een belanghebbende de gegevens niet langs elektronische weg verzendt als bedoeld in
artikel 2:15 van de Algemene wet bestuursrecht.
1.
Het college stelt zijn tarieven vast in verband met de uitvoering van de in
artikel 4 bedoelde wettelijke taken. Het tarief omvat een jaarlijkse bijdrage ten laste van de houder van een toelating voor ieder toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat op 1 februari is opgenomen in het register van het college.
2.
De tarieven, bedoeld in het eerste lid, bedragen niet meer dan nodig is ter dekking van de gemaakte kosten in verband met de verrichte activiteiten.
3.
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld over het maximumtarief of de maximale verhoging per jaar, alsmede voor gewasbeschermingsmiddelen over een verlaging van het tarief voor bepaalde vormen van toelating, bepaalde activiteiten en bepaalde groepen aanvragers van een toelating, overeenkomstig artikel 74, tweede lid, van verordening (EG) 1107/2009.
4.
Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld met betrekking tot de tarieven bedoeld in artikel 80, tweede lid, van verordening (EU) Nr. 528/2012.
b.
vergoedingen voor verrichte diensten;
c.
bijdragen van het Rijk;
d.
andere baten, hoe ook genoemd.
1.
Het college stelt jaarlijks een werkplan voor het eerstvolgende jaar vast. Het werkplan bevat tevens een visie op de ontwikkelingen voor de eerstvolgende vier jaren met betrekking tot aard en omvang van de aan het college toebedeelde taken en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de organisatie. Het werkplan wordt vóór 1 oktober aan Onze Ministers ter kennis gebracht.
2.
Indien de goedkeuring wordt onthouden aan de begroting, is het college gerechtigd gedurende ten hoogste zes maanden voor iedere maand gedurende welke de goedkeuring wordt onthouden, uitgaven te doen ter grootte van ten hoogste een twaalfde deel van de begroting van het voorafgaande jaar waarmee is ingestemd.
3.
Onze Minister kan tevens een onderzoek instellen naar de doelmatigheid van het beheer, de organisatie en het beleid van het college alsmede naar de doeltreffendheid van de uitvoering en het beleid van het college. Desgevraagd geeft het college ten behoeve van dit onderzoek inzage van de boeken en bescheiden en verstrekt het alle inlichtingen die voor dit onderzoek nodig geoordeeld worden.
Artikel 13. Informatieverstrekking
Onze Minister stelt na overleg met het college een informatiestatuut vast. Het informatiestatuut bevat regels met betrekking tot de informatievoorziening tussen Onze Ministers en het college.