1.
Provinciale staten, gedeputeerde staten en de commissarissen van de Koning van twee of meer provincies kunnen afzonderlijk of te zamen, ieder voor zover zij voor de eigen provincie bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die provincies.
2.
De colleges van gedeputeerde staten en de commissarissen van de Koning gaan niet over tot het treffen van een regeling dan na verkregen toestemming van provinciale staten. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
3.
Onder het treffen van een regeling wordt in dit artikel mede verstaan het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit een regeling.
c.
bij de toepassing van
artikel 19b voor «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het provinciebestuur» wordt gelezen: Onze Ministers;
d.
de ontheffing bedoeld in
artikel 20, tweede lid, wordt verleend door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
f.
bij de toepassing van
artikel 22, eerste lid, voor de
artikelen 16,
17,
19,
20,
22,
26 en
28 tot en met 33 van de Gemeentewet worden gelezen de
artikelen 16,
17,
19,
20,
22,
26 en
28 tot en met 33 van de Provinciewet;
k.
bij de toepassing van
artikel 27, eerste lid, voor «Burgemeester en wethouders» wordt gelezen «Gedeputeerde staten» en voor «hun gemeente»: hun provincie.
1.
Het provinciebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen dan wel, indien bij de regeling een openbaar lichaam, een bedrijfsvoeringsorganisatie of een gemeenschappelijk orgaan wordt ingesteld, het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging, zendt de regeling aan gedeputeerde staten van de deelnemende provincies.
2.
Het provinciebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen onderscheidenlijk het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging maakt de regeling tijdig in alle deelnemende provincies bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan de Staatscourant.
Artikel 137 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.
3.
De regeling treedt in werking op de in de regeling aangewezen dag. De regeling treedt niet in werking voordat zij is bekendgemaakt.
4.
Het eerste, tweede en derde lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.
1.
Aan het bestuur van het openbaar lichaam of van de bedrijfsvoeringsorganisatie of aan het gemeenschappelijk orgaan kunnen bij de regeling ten aanzien van de belangen ter behartiging waarvan zij wordt getroffen en voor het gebied waarvoor zij geldt, zodanige bevoegdheden van regeling en bestuur worden overgedragen als aan de besturen van de deelnemende provincies toekomen, met dien verstande dat:
b.
aan het gemeenschappelijk orgaan of de bedrijfsvoeringsorganisatie niet de bevoegdheid kan worden overgedragen belastingen te heffen of anderszins algemeen verbindende voorschriften te geven.
2.
Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid wordt daarbij tevens de verhouding van de overgedragen bevoegdheden tot die van de besturen van de deelnemende provincies geregeld.
3.
Voor zover een verordening van het openbaar lichaam voorziet in hetzelfde onderwerp als een verordening van een deelnemende provincie, regelt eerstbedoelde verordening de onderlinge verhouding. Zij kan bepalen, dat de verordening der provincie voor het gehele gebied, dan wel voor een gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk ophoudt te gelden.
Artikel 44
Bij de regeling kunnen beperkingen worden aangebracht in de bevoegdheden die het openbaar lichaam of de bedrijfsvoeringsorganisatie van rechtswege bezit om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.
1.
Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien de regeling in deze mogelijkheid voorziet en dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.
2.
Het besluit wordt niet genomen dan nadat provinciale staten van de deelnemende provincies een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie te brengen.
a.
voor «gedeputeerde staten» wordt gelezen «Onze Minister die het aangaat»;
b.
voor «de Gemeentewet» wordt gelezen «de Provinciewet»;
c.
voor «de deelnemende gemeenten» wordt gelezen «de deelnemende provincies»;
d.
voor «de raden van de deelnemende gemeenten» wordt gelezen «provinciale staten van de deelnemende provincies»;
e.
voor «Gedeputeerde staten onderscheidenlijk Onze Minister die het aangaat kunnen» wordt gelezen «Onze Minister die het aangaat kan».
2.
Indien meer dan één van Onze Ministers overwegen ten aanzien van hetzelfde openbaar lichaam dan wel gemeenschappelijk orgaan in met elkaar samenhangende beslissingen, handelingen of resultaten toepassing te geven aan
artikel 32b, eerste lid, kunnen zij hun bevoegdheden op grond van dit artikel aan een van hen overdragen.
Artikel 45b
Bij algemene maatregel van bestuur, op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, kunnen regels worden gesteld over de verstrekking van systematische informatie aan Onze Minister die het aangaat, betreffende de uitvoering door het bestuur van het openbaar lichaam of van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan van de andere wet dan de Provinciewet. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de toepassing.
Artikel 45ba
Het openbaar lichaam kan een eigen publicatieblad instellen dat toegankelijk is via een bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgeschreven algemeen toegankelijk elektronisch medium. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de uitgifte en de beschikbaarheid van het publicatieblad alsmede de kosten.
1.
Besluiten van het bestuur van het openbaar lichaam die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer zij door het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam zijn bekendgemaakt in de provinciale bladen van de deelnemende provincies.
2.
Indien het openbaar lichaam een publicatieblad als bedoeld in
artikel 45ba heeft ingesteld, verbinden besluiten van het openbaar lichaam die algemeen verbindende voorschriften inhouden, in afwijking van het eerste lid niet dan wanneer zij zijn bekendgemaakt in dat publicatieblad.
1.
De teksten van besluiten van het bestuur van het openbaar lichaam die algemeen verbindende voorschriften inhouden, zijn in geconsolideerde vorm voor een ieder beschikbaar door middel van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen algemeen toegankelijk elektronisch medium.
2.
Een geconsolideerde tekst van een besluit die op grond van het eerste lid beschikbaar is gesteld, blijft beschikbaar indien het besluit na de beschikbaarstelling is gewijzigd of ingetrokken.
3.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan regels stellen over de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde teksten beschikbaar worden gesteld.
4.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van besluiten worden aangewezen, waarop het eerste lid niet van toepassing is.
Artikel 46
De bevoegdheden die bij de regeling worden overgedragen, berusten bij het algemeen bestuur, tenzij bij wet of in de regeling anders is bepaald.
1.
Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.
2.
Het algemeen bestuur kan in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot:
a.
het vaststellen van de begroting of van de jaarrekening, bedoeld in
artikel 47;
c.
het vaststellen van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven.
3.
De
artikelen 45c en
45d zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit dat wordt genomen op grond van het eerste lid.
5.
Ten aanzien van de bevoegdheden die met toepassing van het eerste lid zijn overgedragen, zijn de regels die bij of krachtens de wet zijn gesteld met betrekking tot de uitoefening daarvan en het toezicht daarop van overeenkomstige toepassing.
1.
Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd:
a.
het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;
b.
beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;
c.
regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;
d.
ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan;
e.
tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 44a;
f.
te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.
2.
Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.
Artikel 46c
Het dagelijks bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur machtigen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet.
1.
De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte.
2.
De voorzitter kan de in het eerste lid bedoelde vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.
1.
Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.
2.
Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
3.
Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.
4.
Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
1.
Indien het openbaar lichaam de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan een specifieke uitkering als bedoeld in
artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet, ontvangt van het Rijk of middelen ontvangt van de deelnemende provincies, die afkomstig zijn uit een specifieke uitkering, zijn de
artikelen 17a en
17b van de Financiële-verhoudingswet op de informatie ten behoeve van de verantwoording over deze middelen, van overeenkomstige toepassing op het openbaar lichaam de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan, met dien verstande dat:
a.
voor gedeputeerde staten en het college van burgemeester en wethouders wordt gelezen: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan;
a.
voor gedeputeerde staten wordt gelezen: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan;
Artikel 47b
Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan provinciale staten van de deelnemende provincies.
1.
Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, onderscheidenlijk acht weken voordat zij door het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan wordt vastgesteld, toe aan provinciale staten van de deelnemende provincies.
2.
De ontwerp-begroting wordt door de zorg van de besturen van de deelnemende provincies voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.
3.
Provinciale staten van de deelnemende provincies kunnen bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
4.
Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie, onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan, zo nodig, de begroting aan provinciale staten der deelnemende provincies, die ter zake bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
5.
Het eerste, derde en vierde lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting. In de gemeenschappelijke regeling kan worden bepaald ten aanzien van welke categorieën begrotingswijzigingen hiervan kan worden afgeweken.
Artikel 49
Op een besluit dan wel een niet-schriftelijke beslissing gericht op enig rechtsgevolg van het bestuur van het openbaar lichaam of van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan zijn de
artikelen 36 en
38 tot en met 39f van toepassing, met dien verstande dat: