Wet van 20 februari 1986, houdende voorlopige verlaging van de verschuldigde pensioenbijdrage als bedoeld in de Algemene burgerlijke pensioenwet in verband met verlaging van de invaliditeitspensioenen per 1 januari 1985
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat als gevolg van de wijziging van artikel F 9 van de Algemene burgerlijke pensioenwet ( Stb. 1979, 679) ingevolge de Wet van 20 december 1984 ( Stb. 657) een lastenverlichting is opgetreden voor het Algemeen burgerlijk pensioenfonds;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
De pensioenbijdrage bedoeld in artikel C 3, tweede lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet wordt, behoudens vermindering uit anderen hoofde, verminderd:
a.
over het jaar 1985 met 0,5%;
b.
met ingang van 1 januari 1986 met 0,8%;
van de som der bijdragegrondslagen.
Artikel 2
Deze wet treedt in werking met ingang van de twintigste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1985.
Gegeven te 's-Gravenhage, 20 februari 1986
De Minister van Binnenlandse Zaken,
De Minister van Financiën,
Uitgegeven de vijfentwintigste maart 1986
De Minister van Justitie,