Wet van 8 mei 2003 tot aanpassing van Boek 3 en Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Telecommunicatiewet en de Wet op de economische delicten inzake elektronische handtekeningen ter uitvoering van richtlijn nr. 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (PbEG L 13) (Wet elektronische handtekeningen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het Burgerlijk Wetboek, de Telecommunicatiewet en de Wet op de economische delicten moeten worden aangepast aan richtlijn nr. 99/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (PbEG L 13);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Wijzigt Boek 3 en Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.]
Artikel III
[Wijzigt de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit.]
Artikel IV
[Wijzigt de Wet op de economische delicten.]
Artikel V
Deze wet wordt aangehaald als: Wet elektronische handtekeningen.
Artikel VI
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Gegeven te 's-Gravenhage, 8 mei 2003
De Minister van Justitie,
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
Uitgegeven de twintigste mei 2003
De Minister van Justitie,