1.
Of erkenning door een man familierechtelijke betrekkingen doet ontstaan tussen hem en een kind, wordt, wat betreft de bevoegdheid van de man en de voorwaarden voor de erkenning, bepaald door het recht van de staat waarvan de man de nationaliteit bezit. Indien volgens dat recht erkenning niet of niet meer mogelijk is, is bepalend het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Is zij ook volgens dat recht niet of niet meer mogelijk, dan is bepalend het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit. Is zij volgens dat recht ook niet of niet meer mogelijk, dan is bepalend het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van de man.
2.
Ongeacht het ingevolge het eerste lid toepasselijke recht, bepaalt het Nederlandse recht of een Nederlandse gehuwde man bevoegd is een kind van een andere vrouw dan zijn echtgenote te erkennen.
3.
De akte van erkenning en de latere vermelding van de erkenning vermelden het recht dat ingevolge het eerste of het tweede lid is toegepast.
4.
Ongeacht het ingevolge het eerste lid toepasselijke recht, is op de toestemming van de moeder, onderscheidenlijk het kind, tot de erkenning toepasselijk het recht van de staat waarvan de moeder, onderscheidenlijk het kind, de nationaliteit bezit. Bezit de moeder, onderscheidenlijk het kind, de Nederlandse nationaliteit, dan is het Nederlandse recht van toepassing. Indien het toepasselijke recht de erkenning niet kent, is toepasselijk het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van de moeder, onderscheidenlijk het kind. Het op de toestemming toepasselijke recht bepaalt tevens of bij gebreke van toestemming deze kan worden vervangen door een rechterlijke beslissing.
5.
Voor de toepassing van de voorgaande leden is bepalend het tijdstip van de erkenning en de toestemming.
Artikel 5
Of en op welke wijze een erkenning kan worden tenietgedaan, wordt, wat betreft de bevoegdheid van de man en de voorwaarden voor de erkenning, bepaald door het ingevolge
artikel 4, eerste en tweede lid, toegepaste recht, en wat betreft de toestemming van de moeder, onderscheidenlijk het kind, door het recht dat ingevolge
artikel 4, vierde lid, toepasselijk is.
1.
Of en onder welke voorwaarden het vaderschap van een man gerechtelijk kan worden vastgesteld, wordt bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de man en de moeder of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat van hun gemeenschappelijke gewone verblijfplaats of, indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
2.
Voor de toepassing van het eerste lid is bepalend het tijdstip van de indiening van het verzoek. Is de man of de moeder op dat tijdstip overleden, dan is, bij gebreke van een gemeenschappelijke nationaliteit op het tijdstip van zijn overlijden, toepasselijk het recht van de staat van de gemeenschappelijke gewone verblijfplaats van de man en de moeder op dat tijdstip of, indien ook dat ontbreekt, het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind op het tijdstip van de indiening van het verzoek.
3.
Hebben de man en de vrouw meer dan één gemeenschappelijke nationaliteit, dan worden zij voor de toepassing van de voorgaande leden geacht geen gemeenschappelijke nationaliteit te hebben.