1.
Gedeputeerde staten kunnen in een beschikking vaststellen of sprake is van een geval van ernstige verontreiniging:
a.
naar aanleiding van een nader onderzoek of
2.
Gedeputeerde staten nemen in ieder geval een beschikking:
a.
op aanvraag van degene die het nader onderzoek heeft overgelegd of degene die de melding, bedoeld in
artikel 28, eerste lid, heeft gedaan;
3.
Gedeputeerde staten nemen een beschikking zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vijftien weken na ontvangst van:
b.
een later daartoe strekkende aanvraag van degene die het nader onderzoek heeft overgelegd of degene die de melding, bedoeld in
artikel 28, eerste lid, heeft gedaan.
4.
Degene die een melding als bedoeld in
artikel 28, eerste lid, heeft gedaan, gaat niet over tot de in dat lid bedoelde handelingen dan:
a.
nadat een beschikking als bedoeld in het eerste lid, onder b, is gegeven, dan wel
b.
indien binnen de termijn, bedoeld in het derde lid, geen beschikking is gegeven als bedoeld in het eerste lid, onder b: nadat die termijn is verstreken.
5.
In afwijking van het eerste en tweede lid nemen gedeputeerde staten geen beschikking als bedoeld in het eerste lid naar aanleiding van een melding die is gedaan overeenkomstig
artikel 28, derde lid. Degene die een melding als bedoeld in artikel 28, derde lid, heeft gedaan, gaat niet over tot de in dat lid bedoelde handelingen dan:
a.
nadat sinds de melding ten minste vijf weken zijn verlopen, en
b.
indien voor die handelingen een vergunning is vereist op grond van de
Waterwet of de verordening van een waterschap: nadat die vergunning is verleend.