1.
Het College stelt voorafgaand aan een verwerking een onderzoek in indien de verantwoordelijke:
a.
een nummer ter identificatie van personen voornemens is te verwerken voor een ander doeleinde dan waarvoor het nummer specifiek bestemd is teneinde gegevens in verband te kunnen brengen met gegevens die worden verwerkt door een andere verantwoordelijke, tenzij het gebruik van het nummer geschiedt voor de gevallen als omschreven in
artikel 24;
b.
voornemens is gegevens vast te leggen op grond van het gericht verzamelen van informatie door middel van eigen onderzoek zonder de betrokkene daarvan op de hoogte te stellen, of
2.
Het eerste lid, onder b, is niet van toepassing op openbare registers die bij de wet zijn ingesteld.
3.
Het eerste lid, onderdeel c, is niet van toepassing op gegevensverwerkingen die reeds door een andere verantwoordelijke voor voorafgaand onderzoek zijn voorgelegd en ten aanzien waarvan het College een verklaring als bedoeld in
artikel 32, vijfde lid, heeft afgegeven.
4.
Bij wet of algemene maatregel van bestuur kunnen andere gegevensverwerkingen die een bijzonder risico inhouden voor de persoonlijke rechten en vrijheden van de betrokkene worden aangewezen waarop het eerste lid van toepassing is. Het College geeft in zijn jaarverslag aan in hoeverre naar zijn oordeel een dergelijke aanwijzing wenselijk is.
5.
Het College meldt een verwerking als bedoeld in het eerste lid, onder c, bij de Europese Commissie.
1.
Een gegevensverwerking waarop
artikel 31, eerste lid, van toepassing is, wordt als zodanig door de verantwoordelijke bij het College gemeld.
2.
De melding van een zodanige gegevensverwerking verplicht de verantwoordelijke de verwerking die hij voornemens is te verrichten, op te schorten totdat het onderzoek van het College is afgerond dan wel hij een bericht heeft ontvangen dat niet tot nader onderzoek wordt overgegaan.
3.
In geval van een melding van een gegevensverwerking waarop
artikel 31, eerste lid, van toepassing is, besluit het College schriftelijk binnen vier weken na de melding of het tot nader onderzoek overgaat.
4.
In het besluit tot nader onderzoek over te gaan geeft het College aan binnen welke termijn het voornemens is dit onderzoek te verrichten. Deze termijn bedraagt niet langer dan twintig weken.
5.
Het nader onderzoek, bedoeld in het vierde lid, leidt tot een verklaring omtrent de rechtmatigheid van de gegevensverwerking.
6.
De verklaring van het College geldt als een besluit in de zin van de
Algemene wet bestuursrecht . Op de voorbereiding ervan is
afdeling 3.4 van die wet van toepassing.