Artikel 65
Het College is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
2.
Het College kan een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste het bedrag van de geldboete van de zesde categorie van
artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de
artikelen 6 tot en met 8,
9, eerste en vierde lid,
10, eerste lid,
11 tot en met 13,
16,
24,
33,
34, eerste, tweede en derde lid,
34a,
35, eerste lid, tweede volzin, tweede, derde en vierde lid,
36, tweede, derde en vierde lid,
38 tot en met 40, tweede en derde lid,
41, tweede en derde lid,
42, eerste en vierde lid,
76,
77 of
78, derde en vierde lid, alsmede van
artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 23, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.
3.
Het College legt geen bestuurlijke boete op wegens overtreding van het bepaalde bij of krachtens de in
artikel 66, tweede lid, genoemde artikelen, dan nadat het een bindende aanwijzing heeft gegeven. Het College kan de overtreder een termijn stellen waarbinnen de aanwijzing moet worden opgevolgd.
4.
Het derde lid is niet van toepassing indien de overtreding opzettelijk is gepleegd of het gevolg is van ernstig verwijtbare nalatigheid.
5.
Het College kan een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste het bedrag van de geldboete van de zesde categorie van
artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht in geval van niet-nakoming van een bindende aanwijzing. Artikel 23, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 67
Het College overlegt voorafgaand aan het vaststellen van een beleidsregel omtrent de uitleg van het bepaalde bij of krachtens de in
artikel 66, tweede lid, genoemde artikelen met Onze Minister en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Artikel 71
De werking van de beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete wordt opgeschort totdat de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt respectievelijk beroep is ingesteld, op het bezwaar respectievelijk het beroep is beslist.
1.
De verantwoordelijke die in strijd handelt met hetgeen bij of krachtens
artikel 4, derde lid, of
78, tweede lid, is bepaald, wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.
2.
De verantwoordelijke die een feit als bedoeld in het eerste lid, opzettelijk begaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie.
3.
De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen. De in het tweede lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.
4.
Met de opsporing van de in dit artikel omschreven feiten zijn behalve de bij of krachtens
artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren belast de door Onze Minister daartoe aangewezen ambtenaren van het secretariaat van het College.