Wet van 22 december 1983, houdende beperking van het wettelijk minimumloon, kinderbijslagen, een aantal sociale zekerheidsuitkeringen en enige andere uitkeringen en pensioenen per 1 januari en 1 juli 1984
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, in verband met de uit de sociaal-economische situatie voortvloeiende noodzaak tot beperking van de uitgaven in de collectieve sector, om het wettelijk minimumloon, de uitkeringen krachtens een aantal sociale zekerheidswetten en regelingen en een aantal uitkeringen en pensioenen krachtens enige andere wetten per 1 januari 1984 te verlagen en de herziening daarvan per 1 juli 1984 achterwege te laten, alsmede om de basiskinderbijslagbedragen per 1 januari 1984 en 1 juli 1984 te handhaven op het niveau van 1 juli 1983;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
a.
worden de bedragen van het minimumloon per 1 januari 1984 verlaagd met 3%;
b.
worden die bedragen per 1 juli 1984 niet herzien;
c.
wordt bij de herziening per 1 januari 1985 uitgegaan van het procentuele verschil tussen het indexcijfer der lonen op 31 oktober 1984 en 30 april 1984.
2.
Voor de eerstvolgende toepassing van
artikel 13, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet met ingang van een na 1 juli 1984 gelegen datum, wordt, in afwijking van artikel II, tweede lid, van de wet van 29 december 1982, Stb. 745 en van artikel II, tweede lid, van de wet van 29 juni 1983, Stb. 302, onder "het prijsindexcijfer, waarop de laatste herziening is gebaseerd" verstaan: het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie over de maand april 1984.
Artikel 3
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel 4
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
1°.
artikel 15, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ( Stb. 1977, 492);
a.
worden de daarbedoelde daglonen onderscheidenlijk het daarbedoelde bedrag per 1 januari 1984 en 1 juli 1984 niet herzien;
b.
wordt bij de herziening per 1 januari 1985 uitgegaan van het procentuele verschil tussen het indexcijfer der lonen op 31 oktober 1984 en 30 april 1984.
1°.
artikel 4, derde lid, van de Rijksgroepsregeling Gerepatrieerden ( Stb. 1969, 483);
2°.
artikel 4, derde lid, van de Rijksgroepsregeling Ambonezen ( Stb. 1969, 483).
a.
worden de daar bedoelde inkomens en bedragen per 1 januari 1984 en 1 juli 1984 niet herzien;
b.
wordt bij de herziening per 1 januari 1985 uitgegaan van het procentuele verschil tussen het indexcijfer der lonen op 31 oktober 1984 en 30 april 1984, alsmede, voor wat betreft de bedragen, genoemd in artikel 4, tweede lid, onder b , van de Rijksgroepsregeling Gerepatrieerden en in artikel 4, tweede lid, onder b , van de Rijksgroepsregeling Ambonezen, van het overeenkomstige verschil bij het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie.
1.
Per 1 januari 1984 en per 1 juli 1984 blijft de toepassing van:
b.
De percentages, waarmede het peil der buitengewone pensioenen wordt aangepast, worden nader vastgesteld als volgt:
1.
voor pensioenbedragen, afgeleid van een pensioengrondslag van f 2700,-: 1084,88;
2.
voor pensioenbedragen, afgeleid van een pensioengrondslag van f 2990,- of hoger: 961,75, vermeerderd met f 2,54 voor elk procent, waarnaar het buitengewoon pensioen wordt berekend, en
3.
voor pensioenbedragen, afgeleid van een pensioengrondslag liggende tussen f 2700,- en f 2990,- wordt het peil der buitengewone pensioenen verhoogd met een percentage liggende tussen 1084,88 en 970,32 en wel zodanig, dat de uitkomst bij een berekeningspercentage van 100, gelijk is aan f 2700,- verhoogd met een percentage van 1084,88.
c.
Indien de pensioengrondslag wordt afgeleid van het inkomen in 1984, wordt voor de toepassing van het bepaalde in
artikel 8, zesde lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 en in
artikel 35 d , zesde lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers , als rekenfactor aangemerkt het percentage, waarmede het peil der buitengewone pensioenen in de periode van 1 juli 1983 tot en met 31 december 1983 wordt aangepast.
4.
In afwijking van de in het eerste lid genoemde artikelen wordt bij de herziening per 1 januari 1985 uitgegaan van het procentuele verschil tussen het indexcijfer der lonen op 31 oktober 1984 en 30 april 1984.
Artikel 10
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1984.
Gegeven te ’s-Gravenhage, 22 december 1983
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,
Uitgegeven de dertigste december 1983
De Minister van Justitie,