artikel 4:2, derde lid van Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten">
Artikel 8:1. Overgangsbepaling in verband met artikel 4:2, derde lid
In gedingen aangevangen voor het van toepassing worden van
artikel 4:2, derde lid, bepaalt de rechter op verzoek van een van de partijen of ambtshalve een termijn waarbinnen partijen de gelegenheid wordt geboden hun stellingen en conclusies voor zover nodig aan te passen aan artikel 4:2, derde lid. Stelt de rechter partijen tot een zodanige aanpassing in de gelegenheid, dan staat tegen die beslissing geen rechtsmiddel open; wijst de rechter een daartoe strekkend verzoek af, dan staat een rechtsmiddel daartegen slechts gelijktijdig met de einduitspraak open.
1.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt tot en met het jaar 2008 jaarlijks aan door Onze Minister aan te wijzen scholingsinstituten die ten doel hebben de arbeidsintegratie van arbeidsgehandicapten te bevorderen, een subsidie ter hoogte van een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag waarbij regels kunnen worden gesteld omtrent de wijze van berekening van dat bedrag.
2.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan bij de subsidieverlening, bedoeld in het eerste lid, aan de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen omtrent vermogensvorming, het hanteren van een registratiesysteem waaruit blijkt of het doel van de subsidie is bereikt en de vergoeding van met subsidie behaald vermogensvoordeel.
2.
Artikel 3:72 vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
1.
De
artikelen 3:17a en
3:21, vijfde lid, alsmede
3:22, zevende lid, zoals dat is komen te luiden na inwerkingtreding van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving, zijn niet van toepassing op de persoon wiens arbeidsongeschiktheid voor de dag van inwerkingtreding van die wet is toegenomen als bedoeld in de
artikelen 3:14 tot en met 3:17, 3:21 of 3:22, tot het moment waarop in verband met diezelfde toename van de arbeidsongeschiktheid geen recht meer bestaat op ziekengeld op grond van de
Ziektewet .
2.
Artikel 3:21, derde lid, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving blijft van toepassing op de persoon die op of voor de dag van inwerkingtreding van die wet arbeidsongeschikt werd als bedoeld in artikel 3:21, eerste lid.
3.
Dit artikel vervalt met ingang van de dag gelegen tien jaar na de dag van inwerkingtreding van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving.
Algemene termijnenwet van Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten">Artikel 8:7. Buiten toepassingverklaring van Algemene termijnenwet
De
Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de tijdvakken van vier weken, genoemd in de
artikelen 2:12, derde lid,
3:3, tweede en derde lid,
3:14, derde lid,
3:15,
3:16, eerste lid,
3:17,
3:21 en
3:22.
artikel 3:63 van Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten">
Artikel 8:9. Overgangsrecht in verband met artikel 3:63
Artikel 3:63, zoals dat luidde voor de datum van inwerkingtreding van de wet van 3 december 2009 tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met het bevorderen van de participatie van jonggehandicapten door werk en arbeidsondersteuning (Stb. 580), blijft van toepassing op de vermindering van de hoogte van de aanspraak op een geldelijke beloning die voor de dag waarop die wet in werking trad was verstrekt, met dien verstande dat de op grond van
artikel 3:63, eerste lid, onderdeel b, verstrekte vermindering geacht wordt te zijn gebaseerd op
artikel 2:20, eerste lid, onderdeel a, vanaf de dag waarop de werknemer die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt recht heeft op arbeidsondersteuning, als bedoeld in
hoofdstuk 2, tenzij de werknemer niet aan de overige voorwaarden van
artikel 2:20, eerste lid, voldoet.
1.
De jonggehandicapte die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van
hoofdstuk 3 heeft geen recht op arbeidsondersteuning op grond van
hoofdstuk 2.
2.
Vanaf een nader bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip kan de jonggehandicapte die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van
hoofdstuk 3, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verzoeken om toekenning van het recht op arbeidsondersteuning op grond van
hoofdstuk 2.
3.
Een verzoek om toekenning van het recht op arbeidsondersteuning als bedoeld in het tweede lid, wordt ingewilligd indien de jonggehandicapte voldoende mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
4.
Door inwilliging van het verzoek, bedoeld in het tweede lid, eindigt het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van
hoofdstuk 3 en ontstaat het recht op arbeidsondersteuning op grond van
hoofdstuk 2.
5.
Artikel 2:15, eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op de jonggehandicapte die een verzoek doet als bedoeld in het tweede lid, voor wat betreft de periode waarin hij recht heeft gehad op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van
hoofdstuk 3.
7.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere bepalingen worden gesteld met betrekking tot de overgang van het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering naar het recht op arbeidsondersteuning overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid.
Artikel 8:10a. Overgangsbepaling in verband met artikel 2:23
Artikel 2:23 is niet van toepassing op de jonggehandicapte, wiens arbeid als zelfstandige is aangevangen voor de dag van inwerkingtreding van de Wet van 3 december 2009 tot uitbreiding van de mogelijkheid om voorzieningen te verstrekken bij arbeid als zelfstandige (Stb. 589).
2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de beoordeling van het geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Daarbij kan een procedure worden vastgesteld die afwijkt van de procedure bij de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie die de jonggehandicapte na de dag van inwerkingtreding van
artikel III, onderdeel B, van de Invoeringswet Participatiewet heeft.
artikel 2:4 van Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten">
Artikel 8:10c. Overgangsbepaling in verband met artikel 2:4
De jonggehandicapte die op de dag voor inwerkingtreding van
artikel III, onderdeel D, van de Invoeringswet Participatiewet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, als bedoeld in
artikel 2:4, eerste lid, zoals dat luidde op die dag, wordt geacht op de dag van inwerkingtreding van artikel III, onderdeel D, van de Invoeringswet Participatiewet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt te zijn, als bedoeld in artikel 2:4, zoals dat is komen te luiden op die dag.
Artikel 8:11. Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.