Wet van 24 april 1997, houdende voorziening tegen geldelijke gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid voor jonggehandicapten (Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten)
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
Wet Wajong, Wajong
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.
Wet van 24 april 1997, houdende voorziening tegen geldelijke gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid voor jonggehandicapten (Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten)
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
Wet Wajong, Wajong
Ter zake van toeneming van de arbeidsongeschiktheid vindt herziening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 45%, onverminderd artikel 3:16, plaats zodra de toegenomen arbeidsongeschiktheid onafgebroken vier weken heeft geduurd.
Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 45%, doch minder dan 80%, wegens afneming van de arbeidsongeschiktheid is herzien naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%, doch binnen vier weken na de dag, met ingang waarvan die uitkering is herzien, de arbeidsongeschiktheid weer toeneemt, is het eerste lid van toepassing, onder afwijking van artikel 3:14.
Voor het bepalen van het tijdvak van vier weken, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden perioden van toegenomen arbeidsongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin uitkering in verband met zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8, 3:10, eerste lid, 3:18 of 3:30, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak. Bij de vaststelling van de eerstgenoemde periode van vier weken blijven perioden, waarin uitkering in verband met zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8, 3:10, eerste lid, 3:18 of 3:30, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, buiten beschouwing.
Perioden van wonen buiten Nederland waarin de arbeidsongeschiktheid is toegenomen worden mede in aanmerking genomen voor het bepalen van het tijdvak van vier weken, bedoeld in het eerste en tweede lid.