1.
Een beschikking krachtens deze wet treedt in werking met ingang van de dag na haar bekendmaking.
3.
Indien in gevallen als bedoeld in het tweede lid, gedurende de daar bedoelde termijn bij de bevoegde rechter een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt de beschikking niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.
5.
Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in
artikel 2.1, eerste lid, onder i, of een verordening als bedoeld in
artikel 2.2, tweede lid, kan worden bepaald dat met betrekking tot daarbij aangewezen activiteiten het tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing zijn in daarbij aangewezen categorieën gevallen.
Artikel 6.2
In gevallen waarin het onverwijld in werking treden van een beschikking als bedoeld in
artikel 6.1 naar het oordeel van het bevoegd gezag nodig is, kan het in afwijking van dat artikel bepalen dat zij terstond na haar bekendmaking in werking treedt.
1.
Onverminderd
artikel 6.1 treedt een omgevingsvergunning met betrekking tot een activiteit als bedoeld in
artikel 2.1, eerste lid, onder a, indien het te bouwen bouwwerk een bouwwerk betreft als bedoeld in
artikel 8, derde lid, van de Woningwet en het bevoegd gezag op basis van het onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 8, vierde lid, onderdeel c, van die wet, dan wel uit anderen hoofde een redelijk vermoeden heeft dat ter plaatse van het bouwwerk sprake is van een vóór 1 januari 1987 ontstaan geval van ernstige verontreiniging als bedoeld in de
Wet bodembescherming , niet eerder in werking dan nadat:
a.
sprake is van een geval van ernstige verontreiniging ten aanzien waarvan spoedige sanering noodzakelijk is,
b.
geen sprake is van risico’s voor de mens, en
c.
het bouwen de uitvoering van de sanering niet belemmert,
mits degene die het nader onderzoek heeft overgelegd daarbij een met redenen omkleed verzoek heeft ingediend en de beschikking, bedoeld in de aanhef van dit lid, in werking is getreden.
3.
Bij de omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, vermeldt het bevoegd gezag of het een vermoeden heeft als bedoeld in dat lid.
1.
Indien een vergunning met toepassing van
artikel 2.5 in fasen wordt verleend, treden – in afwijking van de
artikelen 6.1 en
6.2a tot en met 6.2c – de beschikkingen met betrekking tot de eerste en tweede fase op dezelfde dag in werking. Deze dag is de laatste van de dagen waarop de beschikkingen, met toepassing van de artikelen 6.1 en 6.2a tot en met 6.2c, elk afzonderlijk in werking zouden treden.
2.
In gevallen waarin de vergunning met toepassing van
artikel 2.5 in fasen wordt verleend en de beschikkingen in de eerste en de tweede fase tegelijkertijd in bezwaar of beroep aanhangig zijn, worden die beschikkingen voor de behandeling in bezwaar, onderscheidenlijk beroep als één besluit aangemerkt.
Artikel 6.4
Indien in een geval als bedoeld in
artikel 3.16 beroep is ingesteld tegen een beschikking op de aanvraag om een watervergunning en krachtens
artikel 2.1 of
2.2 een daarmee samenhangende beschikking is gegeven met betrekking tot een omgevingsvergunning, heeft het beroep, voor zover het die samenhang betreft, ook betrekking op de laatstbedoelde beschikking.
1.
Het beroep tegen een beschikking inzake een verklaring als bedoeld in
artikel 2.27 kan door het ten aanzien van de beschikking waarop de verklaring betrekking heeft, bevoegde gezag eerst worden ingesteld nadat die beschikking is bekendgemaakt.
1.
De stichting, bedoeld in
artikel 20.15 van de Wet milieubeheer, heeft tevens tot taak aan de bestuursrechter op diens verzoek deskundigenbericht uit te brengen inzake beroepen op grond van deze wet.