1.
De aanvraag van een rijbewijs dient te geschieden overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels.
2.
Degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen, verschaft zich de nodige zekerheid over de identiteit van de aanvrager. Hij is bevoegd te vorderen dat de aanvrager op een door hem te bepalen plaats en tijd persoonlijk verschijnt voor een door hem aangewezen persoon.
3.
Degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen vergewist zich ervan dat de bij de aanvraag van een rijbewijs over te leggen bescheiden aan de daaraan gestelde eisen voldoen en dat ook overigens aan de met betrekking tot de aanvraag gestelde voorwaarden wordt voldaan.
4.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het eerste tot en met het derde lid.
Artikel 114
Het is verboden voor het verkrijgen van een rijbewijs opzettelijk onjuiste opgaven te doen, onjuiste inlichtingen te verschaffen en onjuiste bewijsstukken en andere bescheiden over te leggen.
1.
Degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen, en die in het kader van de aanvraag of de uitreiking van een nieuw rijbewijs of een vervangend rijbewijs de beschikking krijgt over een rijbewijs waarvan ingevolge een der
artikelen 130, tweede lid, of
164 de overgifte is gevorderd, waarvan ingevolge de
Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften de inlevering is gevorderd of ten aanzien waarvan ingevolge een der
artikelen 119, vierde lid,
120, derde lid,
123b, vierde lid,
124, vierde lid,
131, tweede lid, onderdeel b,
132, vijfde lid,
132b, tweede lid,
134, vierde lid, of
180, vierde lid, van deze wet een verplichting tot inlevering bestaat, is bevoegd dat rijbewijs in te nemen en het door te begeleiden naar het betrokken parket van het openbaar ministerie dan wel naar degene bij wie de houder dat rijbewijs had dienen in te leveren.
2.
Degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen, en die in het kader van de aanvraag of de uitreiking van een nieuw rijbewijs of een vervangend rijbewijs de beschikking krijgt over een rijbewijs dat zijn geldigheid heeft verloren ingevolge
artikel 123, eerste lid, aanhef en onderdeel d, of
artikel 123b is bevoegd dat rijbewijs in te nemen en door te geleiden naar degene bij wie de houder dat rijbewijs had dienen in te leveren.
3.
Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid wordt onder een rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld ter uitvoering van het eerste en het tweede lid.