1.
De Dienst Wegverkeer kan aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon een erkenning verlenen waardoor deze gerechtigd is om bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën van systemen, onderdelen, technische eenheden, uitrustingstukken en voorzieningen ter bescherming van weggebruikers en passagiers die niet dienen te zijn goedgekeurd voor toelating tot het verkeer op de weg in te bouwen in voertuigen.
2.
De erkenning geldt voor de in de erkenning aangegeven werkzaamheden ter zake van het in voertuigen inbouwen van in de erkenning aangewezen systemen, onderdelen, technische eenheden, uitrustingstukken of voorzieningen ter bescherming van weggebruikers en passagiers. De erkenning kan gelden voor bepaalde of onbepaalde tijd.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld die aan een erkenning worden verbonden.
1.
De erkenning wordt op aanvraag en tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief verleend, indien de natuurlijke persoon of rechtspersoon voldoet aan bij ministeriële regeling vastgestelde eisen.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld met betrekking tot de aanvraag van een erkenning.
3.
De erkenning wordt geweigerd indien een reeds aan de aanvrager verleende erkenning op grond van
artikel 95, tweede lid, is ingetrokken binnen een direct aan de datum van indiening van de aanvraag voorafgaande periode van twaalf weken, dan wel van zes maanden in geval reeds twee of meer malen een dergelijke aan de aanvrager verleende erkenning is ingetrokken.
1.
De Dienst Wegverkeer onderwerpt een bij ministeriële regeling aangewezen aantal systemen, onderdelen, technische eenheden, uitrustingstukken of voorzieningen ter bescherming van weggebruikers en passagiers steekproefsgewijs aan een keuring met het oog op het toezicht op de juiste inbouw van het systeem, het onderdeel, de technische eenheid of het uitrustingstuk of de voorziening ter bescherming van weggebruikers en passagiers.
2.
Degene aan wie de erkenning is verleend, is gehouden tot betaling, op door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het door deze dienst ter zake van de kosten van het toezicht vastgestelde tarief.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld betreffende de wijze waarop de steekproef wordt uitgevoerd, alsmede betreffende de verplichting tot medewerking daaraan van degene aan wie een erkenning is verleend en van de eigenaar of houder van het voertuig waarvoor een keuring wordt geëist. Deze regels kunnen inhouden dat een verscherpt toezicht wordt gehouden, indien blijkt dat wordt gehandeld in strijd met een of meer uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.
4.
De kennisgeving van het verscherpen van het toezicht kan plaatsvinden door middel van datacommunicatie.
1.
De Dienst Wegverkeer trekt een erkenning in, indien degene aan wie die erkenning is verleend, daarom verzoekt.
2.
De Dienst Wegverkeer kan een erkenning intrekken of wijzigen, indien degene aan wie de erkenning is verleend:
a.
niet meer voldoet aan de voor de erkenning gestelde eisen;
c.
handelt in strijd met een of meer andere uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.
3.
De Dienst Wegverkeer kan in de gevallen, bedoeld in het tweede lid, een erkenning schorsen voor een door hem daarbij vast te stellen termijn die ten hoogste twaalf weken bedraagt.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld met betrekking tot het intrekken, wijzigen en schorsen van de erkenning.
Artikel 96
Het is een ieder die niet beschikt over een geldige erkenning als bedoeld in
artikel 92 verboden zich op zodanige wijze te gedragen, dat bij het publiek de indruk kan worden gewekt dat een dergelijke erkenning aan hem is verleend.