1.
Met het toezicht op de naleving en de uitvoering van de Schengengrenscode en de wettelijke voorschriften met betrekking tot de grensbewaking zijn belast:
a.
de ambtenaren van de Koninklijke marechaussee;
b.
de ambtenaren die zijn tewerkgesteld bij de regionale eenheid in het gebied waarin de haven van Rotterdam is gelegen;
d.
de bij besluit van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie, aangewezen ambtenaren van politie als bedoeld in
artikel 2, onder a, c en d, van de Politiewet 2012 die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
a.
de in het belang van de grensbewaking te treffen voorzieningen;
b.
de verplichtingen waaraan personen zijn onderworpen met het oog op de controle in het belang van de grensbewaking.
3.
De bij of krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren belast met de grensbewaking zijn de in artikel 2, onder 13, van de Schengengrenscode bedoelde grenswachters.
1.
Met het toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften met betrekking tot vreemdelingen zijn belast:
b.
de ambtenaren van de Koninklijke marechaussee;
c.
de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
3.
De ambtenaren van de Koninklijke marechaussee oefenen het toezicht op vreemdelingen uit onder leiding van de Commandant der Koninklijke marechaussee.
1.
Met het toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften met betrekking tot referenten zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan worden bepaald dat met het toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften met betrekking tot referenten tevens zijn belast de ambtenaren van politie, bedoeld in
artikel 2, onder a, c en d, van de Politiewet 2012, die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, in welk geval
artikel 47, tweede lid, van overeenkomstige toepassing is.
1.
De korpschef en de Commandant der Koninklijke marechaussee geven Onze Minister door hem gevraagde inlichtingen over de uitvoering van deze wet en van de Schengengrenscode.
2.
Onze Minister kan aan de korpschef en aan de Commandant der Koninklijke marechaussee aanwijzingen geven over de uitvoering van deze wet en van de Schengengrenscode. Onze Minister kan individuele aanwijzingen geven aan de ambtenaren, bedoeld in de
artikelen 47, eerste lid, en
47a.
3.
Onze Minister kan aanwijzingen geven over de inrichting van de werkprocessen en bedrijfsvoering aan:
a.
de korpschef, door tussenkomst van Onze Minister van Veiligheid en Justitie;
b.
de Commandant der Koninklijke marechaussee, door tussenkomst van de Minister van Defensie.
4.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het eerste, tweede en derde lid.