a.
de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen;
b.
een verleende verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in te trekken;
c.
ambtshalve een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd te verlenen aan de vreemdeling wiens EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen is ingetrokken, indien op het aan de vreemdeling verschafte document, bedoeld in
artikel 9, de aantekening, bedoeld in
artikel 45c, eerste lid, was geplaatst;
d.
ambtshalve een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd te verlenen aan de langdurig ingezetene, afkomstig uit een andere EU-lidstaat en in het bezit van een vergunning als bedoeld in
artikel 20, indien de verantwoordelijkheid voor de afgifte van het reisdocument bedoeld in
artikel 2, eerste lid, onder d, van de Paspoortwet voor betrokken vreemdeling aan Nederland is overgedragen op grond van de Europese Overeenkomst inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot vluchtelingen van 16 oktober 1980 (Trb. 1981, 239).
1.
De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in
artikel 33 van de vreemdeling die direct voorafgaande aan de aanvraag, gedurende vijf achtereenvolgende jaren rechtmatig verblijf heeft genoten als bedoeld in
artikel 8, onder c, kan slechts worden afgewezen indien zich op het moment waarop de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in
artikel 28, afloopt, een grond als bedoeld in
artikel 32 voordoet, dan wel indien de vreemdeling het examen, bedoeld in
artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inburgering, of een diploma, certificaat of ander document, bedoeld in
artikel 5, eerste lid, onderdeel c, van die wet, niet heeft behaald. De periode van verblijf op grond van
artikel 14, van de vreemdeling aan wie op grond van artikel 28, eerste lid, onderdeel e, ambtshalve een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is verleend, wordt aangemerkt als rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder c.
2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de toepassing van het inburgeringsvereiste, bedoeld in het eerste lid.
1.
De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in
artikel 33 kan worden ingetrokken indien:
a.
de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de aanvraag tot het verlenen of verlengen zouden hebben geleid;
b.
de vreemdeling bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd, dan wel hem terzake de maatregel, bedoeld in
artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, is opgelegd;
c.
de vreemdeling zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft gevestigd;
d.
de vreemdeling een gevaar vormt voor de nationale veiligheid.
2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid.