1.
Onze Minister is bevoegd:
a.
de aanvraag tot erkenning als referent in te willigen, af te wijzen, dan wel niet in behandeling te nemen, en
b.
de erkenning als referent te schorsen, in te trekken dan wel te wijzigen.
2.
De erkenning als referent houdt verband met het doel waarvoor de vreemdeling in Nederland wil verblijven.
3.
De erkenning als referent geldt voor onbepaalde tijd.
4.
De beschikking op een aanvraag omtrent de erkenning als referent wordt gegeven binnen drie maanden, welke termijn kan worden verlengd voor ten hoogste zes maanden, indien naar het oordeel van Onze Minister voor de beoordeling van de aanvraag advies van of onderzoek door derden of het openbaar ministerie, dan wel een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens , nodig is.
6.
Onze Minister houdt een openbaar register van erkende referenten.
1.
Gegevens en bescheiden die van belang zijn voor de aanvraag omtrent de erkenning als referent, worden niet verkregen van de aanvrager, voor zover Onze Minister die gegevens of bescheiden kan verkrijgen uit bij regeling van Onze Minister aan te wijzen administraties, tenzij hierdoor een goede uitvoering van de wet wordt belet.
2.
Overeenkomstig bij regeling van Onze Minister gestelde regels verstrekt de aanvrager Onze Minister op diens verzoek en al dan niet in persoon alsnog de gegevens en bescheiden, die van belang zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
3.
Bij regeling van Onze Minister wordt bepaald voor welke gegevens en bescheiden het eerste lid van toepassing is en kunnen administraties of delen daarvan worden aangewezen, waarvoor het eerste lid tijdelijk niet van toepassing is.
1.
Onze Minister kan de aanvraag tot erkenning als referent of tot wijziging van de erkenning als referent afwijzen, indien:
a.
de aanvrager, voor zover vereist op grond van de
Handelsregisterwet 2007 , niet is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in
artikel 2 van die wet;
b.
de continuïteit en solvabiliteit van de onderneming, rechtspersoon of organisatie onvoldoende is gewaarborgd;
c.
de betrouwbaarheid van de aanvrager of van de direct of indirect bij die onderneming, rechtspersoon of organisatie betrokken natuurlijke of rechtspersonen of ondernemingen onvoldoende vast staat;
d.
de erkenning als referent van de aanvrager of van de direct of indirect bij die onderneming, rechtspersoon of organisatie betrokken rechtspersonen of ondernemingen binnen een periode van vijf jaar direct voorafgaand aan de aanvraag is ingetrokken;
e.
de aanvrager niet voldoet aan de vereisten die verband houden met het doel waarvoor de vreemdeling in Nederland verblijft of wil verblijven, waaronder in ieder geval kan worden verstaan de aansluiting bij en naleving van een gedragscode.
2.
Natuurlijke personen worden niet als referent erkend.
3.
Overeenkomstig bij regeling van Onze Minister gestelde regels, legt de aanvrager desgevraagd een verklaring omtrent het gedrag over, afgegeven volgens de
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens .
1.
Onze Minister kan de erkenning als referent schorsen op grond van ernstige vermoedens dat er grond bestaat om toepassing te geven aan
artikel 2g.
2.
De schorsing van de erkenning als referent eindigt op de dag na de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de schorsing drie maanden zijn verstreken.
3.
De termijn, bedoeld in het tweede lid, kan worden verlengd, indien naar het oordeel van Onze Minister advies van of onderzoek door derden of het openbaar ministerie nodig is.
4.
Schorsing van de erkenning heeft tot gevolg dat de referent voor de duur van de schorsing niet als erkend referent wordt aangemerkt.
Artikel 2g
Onze Minister kan de erkenning als referent intrekken, indien:
a.
de erkenning is verleend op grond van onjuiste of onvolledige gegevens;
b.
de erkende referent niet langer voldoet aan de voorwaarden voor erkenning;
c.
de erkende referent zich niet heeft gehouden aan zijn verplichtingen als referent, of
d.
de erkende referent daarom verzoekt.
Artikel 2h
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent:
a.
de toepassing van deze paragraaf, waarbij beperkingen als bedoeld in
artikel 14, derde lid, kunnen worden aangewezen waarvoor erkenning als referent niet mogelijk is;
b.
de indiening en behandeling van een aanvraag omtrent de erkenning als referent en de door de aanvrager te verstrekken gegevens.