Vreemdelingencirculaire 2000 (D)
1. Inleiding
In dit hoofdstuk zijn de beleidsregels opgenomen die gelden voor vreemdelingen die een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in
artikel 45a Vw aanvragen.
De beleidsregels zijn een aanvulling op of een uitwerking van de
artikelen 45a,
45b,
45d Vw.
•
de vreemdeling in afwachting is van een beslissing op een aanvraag tot het verlenen, wijzigen of verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning; of
•
de vreemdeling verblijf heeft gedurende een bezwaar- of beroepsprocedure tegen de weigering een verblijfsvergunning te verlenen, verlengen of wijzigen en gedurende een bezwaar- of beroepsprocedure, gericht tegen een intrekking van een verblijfsvergunning.
Als de IND de verblijfsvergunning vervolgens alsnog verleent, dan beschouwt de IND de periode van verblijf gedurende de bezwaar- of beroepsprocedure (achteraf bezien) niet meer als formeel beperkt verblijfsrecht.
2.3. Middelen van bestaan
Als de vreemdeling niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan ter hoogte van minimaal het normbedrag voor alleenstaanden als bedoeld in
artikel 3.19, eerste lid, VV, telt de IND het duurzame, zelfstandig verworven inkomen van het gezinslid bij wie hij verblijft mee bij de berekening van de middelen van bestaan. In dat geval geldt het toepasselijke normbedrag voor gezinnen als bedoeld in
artikel 3.74, eerste lid, aanhef en onder a, Vb. Een kind dat feitelijk niet langer bij een gezinslid verblijft omdat hij buitenshuis een volledige dagopleiding volgt (al dan niet met een studiebeurs), wordt geacht nog steeds bij dit gezinslid te verblijven.
•
geen aanbod tot een inburgeringsvoorziening heeft gekregen;
•
geen inburgeringsvoorziening heeft opgelegd gekregen;
•
geen aanbod tot een taalkennisvoorziening heeft gekregen;
•
geen taalkennisvoorziening heeft opgelegd gekregen; of
•
nooit heeft geweten dat hij het inburgeringsexamen moet behalen.