a.
vreemdelingen die nog niet de leeftijd van zes jaar hebben bereikt, en
b.
vreemdelingen bij wie het afnemen van alle vingerafdrukken blijvend fysiek onmogelijk is.
1.
De vingerafdrukken die zijn afgenomen voor het vaststellen van de identiteit worden opgeslagen in een daartoe door Onze Minister aangewezen bestand in de vreemdelingenadministratie.
2.
Het wijzigen en vernietigen van de vingerafdrukken in de vreemdelingenadministratie vindt plaats vanuit het bestand, bedoeld in het eerste lid.
3.
Bij het verifiëren van de authenticiteit van het document, bedoeld in
artikel 9 van de Wet, of de verificatie van de identiteit van de vreemdeling worden de vingerafdrukken slechts opgeslagen en verwerkt voor de duur van de verificatie.
4.
Van de vingerafdrukken kunnen in andere bestanden in de vreemdelingenadministratie dan het bestand, bedoeld in het eerste lid, slechts kopieën worden opgenomen.
1.
Indien naar het oordeel van de ambtenaar die de vingerafdrukken afneemt, het fysiek dan wel als gevolg van een tijdelijke verhindering onmogelijk is om van de vreemdeling te verlangen dat bij hem vingerafdrukken worden afgenomen, worden in ieder geval de vingerafdrukken afgenomen en opgeslagen van de vingers waarbij dit volgens de ambtenaar wel mogelijk is. Van de vingers waarvan geen vingerafdrukken zijn afgenomen, wordt met opgave van reden een aantekening gemaakt in de vreemdelingenadministratie.
2.
De vreemdeling van wie de vingers niet blijvend fysiek beschadigd zijn, wordt uitgenodigd om op een bij regeling van Onze Minister bepaald moment opnieuw zijn vingerafdrukken af te laten nemen.
1.
Een gezichtsopname als bedoeld in
artikel 106a, eerste lid, van de Wet wordt in ieder geval opnieuw gemaakt en opgeslagen en tien vingerafdrukken worden in ieder geval opnieuw afgenomen en opgeslagen van vreemdelingen die de leeftijd van twaalf jaar en van vreemdelingen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.
2.
Een gezichtsopname kan opnieuw worden gemaakt en opgeslagen en vingerafdrukken kunnen opnieuw worden afgenomen en opgeslagen in het geval een gezichtsopname onvoldoende gelijkenis toont of een gezichtsopname of vingerafdrukken van onvoldoende kwaliteit zijn.
1.
Bij regeling van Onze Minister kunnen, onverminderd het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen (PbEU L 157), documenten als bedoeld in
artikel 9 van de Wet worden aangewezen, waarop de vingerafdrukken van de linker- en rechterwijsvinger worden opgenomen.
2.
Indien de kwaliteit van de afdrukken van de wijsvingers ontoereikend is voor opname op het document, worden vingerafdrukken van de middelvingers, ringvingers of duimen opgenomen.
3.
Indien van slechts één vinger een afdruk van voldoende kwaliteit kan worden afgenomen, wordt uitsluitend de afdruk van die vinger opgenomen in het document.
Artikel 8.33
In het geval dat bij de identiteitsvaststelling, het verifiëren van de authenticiteit van het document of de verificatie van de identiteit onduidelijkheid bestaat over de juistheid van vingerafdrukken wordt, indien dat noodzakelijk is voor de identiteitsvaststelling, het verifiëren van de authenticiteit van het document of de verificatie van de identiteit, een onderzoek door een dactyloscopisch deskundige uitgevoerd.
1.
De ambtenaren die het beheer voeren over de vreemdelingenadministratie, hebben rechtstreekse toegang tot de gezichtsopnames en vingerafdrukken in de vreemdelingenadministratie, voor zover zij die toegang nodig hebben voor een goede vervulling van hun taak en Onze Minister hen daartoe heeft gemachtigd.
2.
Van de beschikbaarstelling van gezichtsopnames en vingerafdrukken aan derden wordt een aantekening gemaakt van de datum waarop en de organisatie waaraan de gegevens zijn verstrekt. Deze aantekening wordt bewaard voor de duur van vijf jaar.
3.
De ambtenaren die met de uitvoering van de Wet zijn belast, kunnen de gezichtsopnames en vingerafdrukken rechtstreeks langs geautomatiseerde weg raadplegen, voor zover zij die gegevens nodig hebben voor een goede vervulling van hun taak en Onze Minister hen daartoe heeft gemachtigd.
Artikel 8.35
De in de vreemdelingenadministratie opgenomen gezichtsopnames en vingerafdrukken worden niet langer bewaard dan:
a.
vijf jaar nadat de aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf is afgewezen;
b.
in geval van rechtmatig verblijf: vijf jaar nadat de betrokken vreemdeling, wiens rechtmatig verblijf is geëindigd, Nederland aantoonbaar heeft verlaten; of
c.
indien tegen de vreemdeling een inreisverbod is uitgevaardigd of de vreemdeling ongewenst is verklaard: vijf jaar na afloop van de geldigheidsduur van het inreisverbod onderscheidenlijk de ongewenstverklaring.
Artikel 8.36
Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld over:
a.
het bewaken van de juistheid en volledigheid van de gezichtsopnames en vingerafdrukken in de vreemdelingenadministratie en op de documenten, bedoeld in
artikel 9 van de Wet;
b.
de beveiliging van de gezichtsopnames en vingerafdrukken tegen verlies of onrechtmatige verwerking;
d.
de vernietiging van de gezichtsopnames en vingerafdrukken na afloop van de bewaartermijn, bedoeld in
artikel 8.35, en
e.
de verwijdering en vernietiging van de gezichtsopname en vingerafdrukken op verzoek van de vreemdeling, op grond dat deze de hoedanigheid heeft verkregen van gemeenschapsonderdaan anders dan door verkrijging van het Nederlanderschap.