1.
Onze Minister verstrekt op de wijze als beschreven in dit artikel de gegevens betreffende de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling die een bestuursorgaan of een orgaan als bedoeld in
artikel 107, tiende lid, van de Wet nodig hebben voor de toekenning van verstrekkingen, voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen of vergunningen.
2.
De algemene gegevens betreffende de verblijfsrechtelijke positie van vreemdelingen worden door Onze Minister verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders, met het oog op de verstrekking daarvan ingevolge de
Wet basisregistratie personen aan een orgaan als bedoeld in het eerste lid. De algemene gegevens zijn de gegevens in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling, bedoeld in
bijlage 1 bij het Besluit basisregistratie personen .
3.
Een bestuursorgaan of een orgaan als bedoeld in
artikel 107, tiende lid, van de Wet vraagt Onze Minister onmiddellijk nadere gegevens over de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling, indien bij het bestuursorgaan of een orgaan als bedoeld in
artikel 107, tiende lid, van de Wet, na raadpleging van de algemene gegevens in verband met het verblijfsrecht van een vreemdeling uit de basisregistratie personen onduidelijkheid bestaat omtrent de verblijfsrechtelijke positie van die vreemdeling, omdat:
b.
de verblijfsrechtelijke gegevens in de basisregistratie personen afwijken van de gegevens omtrent het verblijf van die vreemdeling op het bescheid, bedoeld in
artikel 9, tweede lid, van de Wet, of
c.
de verblijfsrechtelijke gegevens in de basisregistratie personen en het bescheid, bedoeld in
artikel 9, tweede lid, van de Wet afwijken van andere bescheiden, waarover het bestuursorgaan beschikt, waardoor gerede twijfel over de juistheid van de gegevens over de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling is ontstaan.
4.
Onze Minister verstrekt het bestuursorgaan of een orgaan als bedoeld in
artikel 107, tiende lid, van de Wet, in de gevallen, bedoeld in het derde lid, desgevraagd onmiddellijk de nadere gegevens over de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling.
5.
Indien een bestuursorgaan of een orgaan als bedoeld in
artikel 107, tiende lid, van de Wet, in een individueel geval aanwijzingen heeft dat op korte termijn een wijziging in de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling optreedt of recent een wijziging in de verblijfsrechtelijke positie is opgetreden en het bestuursorgaan heeft met redenen omkleed aannemelijk gemaakt dat vanwege het spoedeisende karakter bij het toekennen van een verstrekking, voorziening, uitkering, ontheffing of vergunning niet gewacht kan worden op de aanpassing van de algemene gegevens in de basisregistratie personen, verstrekt Onze Minister desgevraagd onmiddellijk nadere gegevens over een desbetreffende wijziging in de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling. Het verzoek wordt schriftelijk gedaan.
1.
Een bestuursorgaan of een orgaan als bedoeld in
artikel 107, tiende lid, van de Wet verstrekt Onze Minister desgevraagd de gegevens omtrent de toekenning of de beëindiging van verstrekkingen, voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen of vergunningen aan een vreemdeling, die nodig zijn voor:
b.
de beoordeling of aan de voorwaarden en beperkingen waaronder die verblijfsvergunning is verleend, wordt voldaan, of
2.
Indien uit de verblijfsrechtelijke gegevens in de basisregistratie personen, dan wel uit een aantekening op het bescheid, bedoeld in
artikel 9, tweede lid, van de Wet blijkt dat het verblijfsrecht is toegekend onder de beperking dat een beroep op publieke middelen gevolgen kan hebben voor het verblijfsrecht, verstrekt een bestuursorgaan, niet zijnde een orgaan als bedoeld in
artikel 107, tiende lid, van de Wet, uit eigen beweging zo spoedig mogelijk de gegevens, bedoeld in het eerste lid, die nodig zijn voor de beoordeling of aan deze beperking wordt voldaan.
3.
Indien uit de verblijfsrechtelijke gegevens in de basisregistratie personen, dan wel uit een aantekening op het bescheid, bedoeld in
artikel 9, tweede lid, van de Wet blijkt dat het verblijfsrecht is toegekend onder de beperking dat arbeid niet is toegestaan, dan wel arbeid uitsluitend is toegestaan bij een bepaalde werkgever, dan wel arbeid slechts is toegestaan met een gecombineerde vergunning of een tewerkstellingsvergunning, verstrekt een bestuursorgaan, niet zijnde een orgaan als bedoeld in
artikel 107, tiende lid, van de Wet, belast met de verstrekking van ontheffingen of vergunningen als bedoeld in de
artikelen 8.3 en
8.4, uit eigen beweging zo spoedig mogelijk de gegevens, bedoeld in het eerste lid die nodig zijn voor de beoordeling of aan deze beperking wordt voldaan.
4.
Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister die het aangaat, bepalen dat de gegevens, bedoeld in dit artikel, periodiek of in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt.
1.
Gegevens en inlichtingen ten behoeve van de vreemdelingenadministratie kunnen in ieder geval worden verstrekt door:
a.
de colleges van burgemeester en wethouders, voor zover deze zijn belast met de uitvoering van de
Wet basisregistratie personen , de
Participatiewet en aanverwante inkomensvoorzieningswetten en de
Wet inburgering ;
b.
de Sociale Verzekeringsbank;
c.
het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen;
d.
de Rijksbelastingdienst;
e.
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor zover deze is belast met de uitvoering van de
Wet basisregistratie personen ;
f.
de Dienst Uitvoering Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
h.
de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
i.
de Kamer van Koophandel;
2.
Gegevens en inlichtingen worden in ieder geval verstrekt ten behoeve van de vreemdelingenadministratie, indien zij noodzakelijk zijn voor:
a.
de voorbereiding van beschikkingen omtrent de machtiging tot voorlopig verblijf, de verblijfsvergunning en de ongewenstverklaring;
b.
de erkenning als referent, en de schorsing en intrekking van die erkenning;
c.
het toezicht op naleving van wettelijke voorschriften met betrekking tot de grensbewaking, het toezicht op vreemdelingen en het toezicht op referenten;
3.
Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld omtrent:
a.
de gevallen waarin en de wijze waarop in ieder geval gegevens en inlichtingen worden verstrekt;
b.
de doorlevering van gegevens en inlichtingen;
c.
de verwijdering en vernietiging van de in de vreemdelingenadministratie opgenomen gegevens;
d.
de gevallen waarin de verstrekking van gegevens en inlichtingen anders dan kosteloos geschiedt.
De regels, bedoeld onder a en b, worden gesteld in overeenstemming met Onze Minister die het mede aangaat, tenzij uit de aard van de gegevens volgt dat daaraan geen behoefte bestaat.
1.
De vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft op grond van
artikel 8 van de Wet kan geen aanspraak maken op een beschikking als bedoeld in:
2.
De vreemdeling, bedoeld in het eerste lid, kan geen aanspraak maken op de toekenning van vergunningen en ontheffingen door bestuursorganen van gemeenten, provincies, waterschappen en met toepassing van de
Wet gemeenschappelijke regelingen ingestelde openbare lichamen of gemeenschappelijke regelingen, voorzover die vergunningen of ontheffingen betrekking hebben op standplaatsen, markten, venten, collecteren, evenementen of beroepsmatige dan wel bedrijfsmatige activiteiten.