1.
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt het basisexamen inburgering ter beoordeling van de kennis van de Nederlandse taal en van de Nederlandse maatschappij als bedoeld in
artikel 16, eerste lid, onder h, van de Wet, vast door middel van een geautomatiseerd systeem.
2.
Het basisexamen inburgering omvat een onderzoek naar de Nederlandse lees-, luister- en spreekvaardigheid van de vreemdeling.
3.
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt een examenprogramma vast voor de vereiste lees-, luister- en spreekvaardigheid. Dit examenprogramma strekt tot waarborg dat de vreemdeling die het basisexamen inburgering met goed gevolg heeft afgelegd, beschikt over de volgende vaardigheden in de Nederlandse taal op het niveau A1 van het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen:
b.
luistervaardigheid, en
4.
De normering van de onderdelen lees-, luister- en spreekvaardigheid van het basisexamen inburgering wordt gerelateerd aan een van de niveaus van het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen.
5.
Het basisexamen inburgering omvat tevens een onderzoek naar de kennis van de Nederlandse samenleving.
6.
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt een examenprogramma vast voor de vereiste kennis van de Nederlandse samenleving. Dit examenprogramma waarborgt dat de vreemdeling die het basisexamen inburgering met goed gevolg heeft afgelegd, beschikt over elementaire praktische kennis van:
a.
Nederland, waaronder topografie, geschiedenis en staatsinrichting;
b.
huisvesting, onderwijs, arbeid, gezondheidszorg en inburgering in Nederland;
c.
zijn rechten en zijn verplichtingen na aankomst in Nederland;
d.
rechten en verplichtingen van anderen in Nederland, en
e.
in Nederland gangbare omgangsregels.
7.
Het basisexamen inburgering wordt afgelegd in de Nederlandse taal op een niveau dat niet hoger is dan het niveau, bedoeld in het derde lid.
8.
De examenprogramma’s, bedoeld in het derde en zesde lid, worden overeenkomstig door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te stellen regels en tegen een door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te stellen bedrag beschikbaar gesteld.
1.
Tot het basisexamen inburgering wordt niet toegelaten de vreemdeling die:
a.
niet overeenkomstig door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te stellen regels de aan het basisexamen verbonden kosten heeft voldaan dan wel via een ander heeft zorg gedragen voor het voldoen van die kosten, of
b.
geen medewerking heeft verleend aan het vastleggen van gegevens met het oog op zijn identificatie.
2.
De kosten, bedoeld in het eerste lid, onder a, bedragen € 350,00.
3.
De medewerking, bedoeld in het eerste lid, onder b, bestaat uit het zich digitaal laten fotograferen, het digitaal laten afnemen van vingerafdrukken en het laten maken van een scan of kopie van het paspoort of, indien de vreemdeling door de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is, niet in het bezit kan worden gesteld van een paspoort, een ander identiteitsbewijs.
4.
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt een examenreglement vast. Het examenreglement bevat in elk geval bepalingen omtrent:
a.
de gang van zaken tijdens het basisexamen inburgering;
b.
de maatregelen om onregelmatigheden en ordeverstoring tijdens het basisexamen inburgering te voorkomen, en
c.
de maatregelen die in geval van onregelmatigheden of ordeverstoring kunnen worden getroffen.
1.
Het basisexamen inburgering wordt onder toezicht van een door het hoofd van de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aan te wijzen ambtenaar, medewerker, autoriteit of instelling afgelegd op een door dat hoofd vast te stellen tijdstip en in een door dat hoofd aan te wijzen ruimte.
2.
Het basisexamen inburgering wordt afgelegd door middel van een telefonische of digitale verbinding met een geautomatiseerd systeem, dat door een door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen instantie volgens door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te stellen regels wordt beheerd.
3.
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beoordeelt de resultaten van het basisexamen inburgering door middel van het geautomatiseerde systeem, bedoeld in het tweede lid, met uitzondering van het onderdeel spreekvaardigheid, dat wordt beoordeeld door beoordelaars.
4.
Het resultaat van het basisexamen inburgering wordt in de gevallen waarin Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet door middel van het geautomatiseerde systeem, bedoeld in het tweede lid, tot een beoordeling daarvan heeft kunnen komen, alsmede in het in
artikel 3.98d, derde lid, bedoelde geval, beoordeeld door examinatoren.
1.
De resultaten van het basisexamen inburgering worden niet heroverwogen.
2.
Onverminderd
artikel 3.98b, kan de vreemdeling die het basisexamen inburgering niet met goed gevolg heeft afgelegd, het examen te allen tijde opnieuw afleggen.
3.
In afwijking van het eerste lid kan de betrokken examenkandidaat binnen zes weken na de bekendmaking van de beoordeling een herbeoordeling aanvragen van het onderdeel waarin luistervaardigheid en spreekvaardigheid is getoetst door door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen beoordelaars nadat de uitslag van dat onderdeel voor de vierde maal of vaker «niet geslaagd» heeft geluid.