1.
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in
artikel 14 van de Wet, die is verleend onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid, wordt niet ingetrokken op de enkele grond dat de samenwoning tijdelijk is verbroken, indien de vreemdeling de persoon bij wie verblijf is toegestaan wegens gewelddaden heeft verlaten.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing, indien er sedert de verbreking van de samenwoning een jaar is verstreken.
1.
De beschikking tot intrekking van de gecombineerde vergunning treedt in werking drie maanden nadat zij is bekendgemaakt, tenzij de gecombineerde vergunning is ingetrokken omdat de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid. In dat laatste geval treedt de beschikking tot intrekking van de gecombineerde vergunning in werking met ingang van de dag nadat zij is bekendgemaakt.
2.
Gelijktijdig met de beschikking tot intrekking bedoeld in het eerste lid, eerste zin, vervangt Onze Minister het oude aanvullend document door een nieuw aanvullend document waarin wordt vermeld dat drie maanden kan worden gezocht naar arbeid in loondienst.
Artikel 3.91a
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in
artikel 14 van de Wet, verleend onder een beperking verband houdend met uitwisseling, studie, het verrichten van arbeid als kennismigrant of wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2005/71/EG, wordt, indien de erkenning van de referent is geschorst of ingetrokken, niet op grond van
artikel 19 van de Wet, in samenhang met
artikel 18, eerste lid, onder f, van de Wet, ingetrokken, dan nadat de vreemdeling die te goeder trouw is gedurende drie maanden in de gelegenheid is geweest om alsnog aan de beperking te voldoen.
b.
niet overeenkomstig bij regeling van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vastgestelde normen voldoende studievoortgang boekt.
2.
Tenzij de erkenning van de onderwijsinstelling is ingetrokken om reden dat deze geen geaccrediteerd onderwijs meer aanbiedt, is het eerste lid, onder a, niet van toepassing, indien de vreemdeling als student in de zin van artikel 2 van richtlijn 2004/114/EG voldoet aan de in die richtlijn opgenomen voorwaarden voor verlening van de verblijfsvergunning.
3.
Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld omtrent de toepassing van het eerste lid, onder a, en het tweede lid.
Artikel 3.91c
De Europese blauwe kaart kan worden ingetrokken op de in
artikel 3.89b, eerste lid, genoemde gronden. Het tweede tot en met vierde lid van dat artikel zijn van overeenkomstige toepassing.
1.
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in
artikel 14 van de Wet, verleend onder een beperking verband houdend met seizoenarbeid, lerend werken of arbeid in loondienst, arbeid als kennismigrant, verblijf als houder van de Europese blauwe kaart, wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2005/71/EG wordt niet ingetrokken op de grond dat de werkgever niet krachtens
artikel 2c van de Wet als referent is erkend of ten behoeve van het verblijf van de vreemdeling geen verklaring als bedoeld in
artikel 2a, eerste lid, van de Wet heeft afgelegd, indien de vreemdeling de Turkse nationaliteit heeft, in welk geval de werkgever niet als referent wordt aangewezen.
2.
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in
artikel 14 van de Wet, ter uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties niet wordt ingetrokken om de reden dat ten behoeve van het verblijf van de vreemdeling geen verklaring als bedoeld in
artikel 18, eerste lid, onder h, van de Wet, is overgelegd. Daarbij kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de aanwijzing als referent.