1.
De toegang wordt geweigerd op grond van
artikel 3, eerste lid, van de Wet, indien de vreemdeling het doel van het voorgenomen verblijf of de verblijfsomstandigheden onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, dan wel ter staving daarvan onvoldoende documenten heeft overgelegd.
1.
De toegang wordt niet geweigerd, indien de vreemdeling naar Nederland terugkeert als gezinslid van een langdurig ingezetene, aan wie een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in
artikel 45a van de Wet is verleend en die na verblijfsbeëindiging door een andere staat die partij is bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie uit die staat naar Nederland terugkeert.
2.
De toegang wordt evenmin geweigerd, indien de vreemdeling uit een andere staat die partij is bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie naar Nederland terugkeert als:
a.
houder of voormalig houder van een door Onze Minister afgegeven Europese blauwe kaart;
b.
gezinslid van een vreemdeling als bedoeld in onderdeel a, voor zover dat gezinslid houder is of is geweest van een door Onze Minister afgegeven verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in
artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid van die vreemdeling.
1.
De toegang wordt niet geweigerd indien de vreemdeling van een andere staat als bedoeld in
artikel 1.3 het bevel heeft gekregen onmiddellijk naar Nederland terug te keren, en hij op dat moment rechtmatig verblijf als bedoeld in
artikel 8 van de Wet had.
2.
De toegang wordt evenmin geweigerd indien Nederland op grond van een op 13 januari 2009 geldende bilaterale of multilaterale overeenkomst of regeling een vreemdeling van een andere staat als bedoeld in
artikel 1.3 moet terugnemen en die vreemdeling in die andere staat verblijft zonder verblijfstitel of andere toestemming tot verblijf. In dat geval geeft Onze Minister aan die vreemdeling de kennisgeving, bedoeld in
artikel 62a, eerste lid, van de Wet, tenzij de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in
artikel 8, onder a tot en met e, of l, van de Wet.
1.
De vervoerder, bedoeld in
artikel 4, eerste lid, van de Wet neemt afschrift van het op de vreemdeling betrekking hebbende document voor grensoverschrijding, indien hij de vreemdeling rechtstreeks dan wel na transfer of transit naar Nederland vervoert vanaf een luchthaven die is aangewezen bij ministeriële regeling.
2.
De vervoerder neemt afschrift door het maken van een duidelijke en goed leesbare afbeelding van de pagina's met de relevante gegevens van het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling die hij vervoert. De vervoerder overhandigt het afschrift desgevraagd aan een ambtenaar belast met de grensbewaking, indien bij inreis in Nederland geen geldig document voor grensoverschrijding door de vreemdeling kan worden overgelegd.
3.
Onder de relevante gegevens wordt in ieder geval verstaan:
a.
naam en voornaam of voornamen van de vreemdeling;
b.
geboortedatum van de vreemdeling;
c.
geboorteplaats van de vreemdeling;
d.
nationaliteit van de vreemdeling;
e.
plaats en datum van afgifte van het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling, alsmede het nummer daarvan;
f.
geldigheidsduur van het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling;
g.
plaats en datum van afgifte van het in het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling aangebrachte visum voor Nederland of het Schengengebied dan wel het verblijfsdocument, alsmede de nummers daarvan;
h.
geldigheidsduur van de in het document voor grensoverschrijding aangebrachte visa of verblijfsdocumenten, ook indien een visumverklaring is afgegeven, dan wel gebruik wordt gemaakt van niet in het document voor grensoverschrijding aangebrachte verblijfsdocumenten;
i.
plaats en datum van afgifte van de in het document voor grensoverschrijding aangebrachte visa of verblijfsdocumenten voor derde landen, welke noodzakelijk zijn voor de reis naar Nederland, dan wel voor het uiteindelijke land van bestemming, ook indien die visa dan wel verblijfsdocumenten niet in het document voor grensoverschrijding zijn aangebracht, maar afzonderlijk aan de vreemdeling zijn verstrekt;
j.
het meest recente uitreisstempel voorzover dit is aangebracht door de grensbewakingautoriteiten van het land waarin de luchthaven van vertrek gelegen is, en
k.
de in het document voor grensoverschrijding aangebrachte foto.
De gegevens, bedoeld onder g, worden ook vastgelegd indien een visumverklaring is afgegeven of het verblijfsdocument als afzonderlijk document is verstrekt.
4.
De afbeelding van de in het document voor grensoverschrijding aangebrachte foto, bedoeld in het derde lid, onder k, dient van zodanige kwaliteit te zijn, dat deze goed tot de houder van het geldige document voor grensoverschrijding herleidbaar is.
5.
De ambtenaar belast met de grensbewaking maakt de afbeelding definitief onbruikbaar, zodra de grensbewakingsbelangen dit toestaan.
1.
De vervoerder, bedoeld in
artikel 4, eerste lid, van de Wet, die passagiers vervoert door de lucht, verzamelt op vordering van een ambtenaar belast met de grensbewaking de in het derde lid, onderdelen a en b, en onderdeel c, onder 1° en 2°, bedoelde passagiersgegevens, en verstrekt deze aan het eind van de instapcontroles aan een ambtenaar belast met de grensbewaking, tezamen met de in het derde lid, onderdeel c, onder 3° en 4°, bedoelde passagiersgegevens, voor zover die gegevens aanwezig zijn in het vertrekcontrolesysteem van de vervoerder.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op de vervoerder door wiens tussenkomst de vreemdeling vanuit een lidstaat van de Europese Unie of een land dat betrokken is bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, aan een buitengrens of binnen het grondgebied van Nederland wordt gebracht.
a.
de volgende gegevens uit het document voor grensoverschrijding van de passagiers:
1°.
het nummer en de aard van het reisdocument;
6°.
de staat van afgifte van het reisdocument;
7°.
de vervaldatum van het reisdocument;
b.
de volgende gegevens over het desbetreffende vervoermiddel:
2°.
het tijdstip van vertrek en van aankomst van het vervoermiddel;
3°.
het totale aantal met dat vervoermiddel vervoerde passagiers.
c.
de volgende gegevens over het desbetreffende vervoer van de passagier:
1°.
de grensdoorlaatpost van binnenkomst;
2°.
het eerste instappunt;
3°.
de overige reisroutegegevens;
4°.
de Passenger Name Record-bestandslocatie.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen gevallen worden aangewezen waarin vervoerders verplicht zijn de in het derde lid bedoelde passagiersgegevens te verzamelen en te verstrekken zonder vordering daartoe. Daarbij kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de vorm waarin de in het derde lid genoemde gegevens worden verstrekt.
5.
De vervoerder vernietigt de krachtens het eerste lid verzamelde gegevens binnen 24 uur na aankomst in Nederland.
6.
De vervoerder verstrekt de passagier informatie betreffende:
b.
de doeleinden waarvoor de gegevens worden verzameld;
c.
de gegevens die worden verzameld;
d.
de ontvangers van de gegevens, en
e.
het bestaan van het recht om kennis te nemen van zijn gegevens en het recht om om correctie van onjuiste gegevens te verzoeken.
7.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de wijze waarop de gegevens door de vervoerder worden verstrekt.
Artikel 2.2b
De ambtenaar belast met de grensbewaking vernietigt de op grond van
artikel 2.2a verkregen passagiersgegevens binnen 24 uur na binnenkomst van de passagiers in Nederland, tenzij deze later nodig zijn voor de uitoefening van diens taken.