Artikel 1.1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Beneluxgebied: het gezamenlijke grondgebied in Europa van het Koninkrijk België, van het Groothertogdom Luxemburg en van het Koninkrijk der Nederlanden;
Benelux-onderdanen: de onderdanen van de staten die partij zijn bij het op 3 februari 1958 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie (Trb. 1958, 18);
cruiseschip: hetgeen daaronder in de Schengengrenscode wordt verstaan;
de Wet: de
Vreemdelingenwet 2000 ;
Europese blauwe kaart: de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in
artikel 14 van de Wet, afgegeven ter uitvoering van artikel 7 van
richtlijn 2009/50/EG, dan wel een door een andere staat die partij is bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie afgegeven verblijfsvergunning ter uitvoering van dat artikel;
gezinsvorming: gezinshereniging van de echtgenoot, geregistreerde partner of niet-geregistreerde partner, voor zover de gezinsband tot stand is gekomen op een tijdstip waarop de hoofdpersoon in Nederland hoofdverblijf had;
richtlijn langdurig ingezetenen:
richtlijn nr. 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU 2004, L16), zoals gewijzigd door
richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten (PbEU 2011, L 132);
richtlijn 2005/71/EG:
richtlijn 2005/71/EG van de Raad van 12 oktober 2005 betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek (PbEU L 289);
richtlijn 2009/50/EG:
Richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan (PbEU L 155);
Schengeninformatiesysteem: het in artikel 1, eerste lid, van de Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengensysteem van de tweede generatie (SIS II) bedoelde informatiesysteem (PbEU 2006, L 381);
Schengen Uitvoeringsovereenkomst: de op 19 juni 1990 te Schengen tot stand gekomen Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de bondsrepubliek Duitsland en de Franse republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (Trb. 1990, 145), alsmede de daarop gebaseerde Protocollen;
Schengengebied: het grondgebied van de staten waarop de Schengengrenscode en de Schengen Uitvoeringsovereenkomst van toepassing zijn;
staatloze: de persoon die voor de toepassing van het op 28 september 1954 te New York gesloten verdrag betreffende de status van staatlozen (Trb. 1955, 42 en 1957, 22) als staatloze geldt;
a.
reisvisum: het visum, bedoeld in artikel 2, punt 2, onder a, van de Verordening nr. 810/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke Visumcode (Visumcode) (PbEU, L 243);
b.
doorreisvisum: het visum, bedoeld in artikel 2, punt 2, onder b, van de Visumcode.
Artikel 1.3
Ter uitvoering van een verdrag of een EU-verordening, -richtlijn of -besluit, op grond waarvan de grenscontrole plaatsvindt aan de buitengrenzen van het Schengengebied, wordt in
hoofdstuk 4, afdeling 1, alsmede in de
artikelen 4.24 en
4.25,
artikel 4.29, eerste lid, onder i,
artikel 4.35a,
artikel 4.52a, eerste lid,
artikel 4.52b, eerste lid,
artikel 6.5a, vierde lid, onder d, en
artikel 6.5b, eerste en tweede lid, onder «Nederland» mede verstaan: de tot het Schengengebied behorende grondgebieden van andere staten.
1.
Onze Minister kan van zijn bevoegdheden mandaat verlenen aan de burgemeester, de korpschef en de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee.
2.
De burgemeester, de korpschef en de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee kunnen ondermandaat verlenen aan de onder hen ressorterende ambtenaren voorzover dat in overeenstemming is met de taak en functie van de desbetreffende ambtenaar.
1.
De commissie adviseert schriftelijk en met redenen omkleed.
2.
De adviezen vermelden de namen van de personen die ter vergadering aanwezig zijn geweest. Zij vermelden tevens met welke stemmenverhouding zij zijn vastgesteld.
3.
Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.
Artikel 1.8
Ten behoeve van het verblijf van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven als familie- of gezinslid, kan als referent optreden de hoofdpersoon bij wie de vreemdeling als familie- of gezinslid verblijft of wil verblijven.
1.
Ten behoeve van het verblijf van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven voor het verrichten van arbeid als kennismigrant, kan als referent optreden de krachtens
artikel 2c van de Wet als referent erkende werkgever, met wie de vreemdeling een arbeidsovereenkomst of gastovereenkomst heeft gesloten of die de vreemdeling heeft aangesteld en die, voor zover op grond van de
Handelsregisterwet 2007 vereist, is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in
artikel 2 van die wet.
2.
Ten behoeve van het verblijf van een vreemdeling, die in Nederland verblijft of wil verblijven als houder van de Europese blauwe kaart, kan als referent optreden de werkgever, met wie de vreemdeling een arbeidsovereenkomst of gastovereenkomst heeft gesloten of die de vreemdeling heeft aangesteld.
Artikel 1.10
Ten behoeve van het verblijf van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven voor het verrichten van seizoenarbeid of arbeid in loondienst, kan als referentoptreden de werkgever, die, voor zover op grond van de
Handelsregisterwet 2007 vereist, is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in
artikel 2 van die wet, en die:
a.
met de vreemdeling een arbeidsovereenkomst heeft gesloten of die de vreemdeling heeft aangesteld, dan wel, indien geen sprake is van een arbeidsovereenkomst of aanstelling,
b.
ten behoeve van die arbeid in het bezit is gesteld van een tewerkstellingsvergunning of een tewerkstellingsvergunning heeft aangevraagd, dan wel, indien geen tewerkstellingsvergunning is vereist,
c.
de vreemdeling feitelijk tewerkstelt.
Artikel 1.11
Ten behoeve van het verblijf van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2005/71/EG, kan als referent optreden de krachtens
artikel 2c van de Wet als referent erkende onderzoeksinstelling, waarmee de vreemdeling een gastovereenkomst als bedoeld in artikel 6 van richtlijn 2005/71/EG heeft gesloten, die, voor zover op grond van de
Handelsregisterwet 2007 vereist, is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in
artikel 2 van die wet, en die:
b.
een publieke onderzoeksinstelling is, die is opgenomen in de bijlage behorende bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
c.
een particuliere onderzoeksinstelling is, die is opgenomen in het National Academic Research and Collaborations Information System;
Artikel 1.12
Ten behoeve van het verblijf van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven voor lerend werken, kan als referent optreden de werkgever, die, voor zover op grond van de
Handelsregisterwet 2007 vereist, is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in
artikel 2 van die wet, en met wie de vreemdeling een leer-werkovereenkomst heeft gesloten.
Artikel 1.13
Ten behoeve van het verblijf van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven voor studie, kan als referent optreden de krachtens
artikel 2c van de Wet als referent erkende onderwijsinstelling, waaraan de vreemdeling onderwijs volgt of wil volgen, die, voor zover op grond van de
Handelsregisterwet 2007 vereist, is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in
artikel 2 van die wet, en die:
d.
opleidingen verzorgt in het kader van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, of
e.
opleidingsactiviteiten faciliteert in het kader van de
Wet op het specifiek cultuurbeleid .
Artikel 1.14
Ten behoeve van het verblijf van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van uitwisseling, kan als referent optreden de krachtens
artikel 2c van de Wet als referent erkende uitwisselingsorganisatie, die:
a.
een culturele doelstelling nastreeft;
c.
voor zover op grond van de
Handelsregisterwet 2007 vereist, is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in
artikel 2 van die wet.
Artikel 1.15
Onverminderd de
artikelen 1.8 tot en met 1.14 kan een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie slechts als referent optreden, indien zij, voor zover dit op grond van de
Handelsregisterwet 2007 is vereist, is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in
artikel 2 van die wet, en haar solvabiliteit, continuïteit en betrouwbaarheid voldoende is gewaarborgd.
1.
De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft in het kader van uitwisseling, draagt zorg voor de juiste uitvoering van het uitwisselingsprogramma, bedoeld in
artikel 3.43, eerste lid, onder a.
2.
De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van uitwisseling, voor arbeid als kennismigrant of voor studie, draagt zorg voor een zorgvuldige selectie en werving van de vreemdeling.
3.
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld over de voorgaande leden.
Artikel 1.17
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent deze paragraaf. Daarbij kan in ieder geval:
a.
worden voorzien in nadere concretisering van de zorgplichten, bedoeld in
artikel 1.16;
b.
worden bepaald in welke gevallen de referent rechtspersoonlijkheid moet hebben, en
c.
worden voorzien in nadere regels omtrent de beëindiging van het referentschap.
1.
Bij de beoordeling van de aanvraag om erkenning als referent worden in ieder geval gegevens uit het handelsregister, bedoeld in
artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, betrokken met betrekking tot de continuïteit en solvabiliteit van de aanvrager.
2.
De aanvraag om erkenning als referent kan in ieder geval worden afgewezen, indien de aanvrager failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend.
1.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de aanvrager worden in ieder geval betrokken:
a.
uitgesproken strafrechtelijke veroordelingen, aanvaarde transacties en uitgevaardigde strafbeschikkingen ter zake van een misdrijf, strafbaar is gesteld in de
titels I,
V,
VII,
VIII,
IX,
X,
XI,
XII,
XIII,
XIV,
XVIII,
XXIII,
XXIV,
XXV,
XXVI,
XXVIII,
XXX en
XXXA van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, de
artikelen 68 en
69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de
Opiumwet en de
Wet wapens en munitie ;
2.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de aanvrager wordt tevens betrokken dat hij onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van een eerdere aanvraag tot het verlenen, verlengen of wijzigen van een visum of een verblijfsvergunning hebben geleid of zouden hebben geleid van een vreemdeling voor wie als referent werd opgetreden.
Artikel 1.20
Als referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven voor studie aan het hoger onderwijs, kan slechts worden erkend de instelling voor hoger onderwijs, die aangesloten is bij de Gedragscode internationale student hoger onderwijs.
Artikel 1.21
De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven als familie- of gezinslid, wordt niet als zodanig erkend.
Artikel 1.22
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de erkenning als referent, de schorsing en de intrekking van die erkenning en de indiening en behandeling van de aanvraag. Daarbij worden in ieder geval nadere regels gesteld omtrent:
a.
de continuïteit en solvabiliteit van de aanvrager, en
b.
de strafrechtelijke en bestuursrechtelijke antecedenten, die bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de aanvrager worden betrokken.