1.
De vreemdeling legt bij de kennisgeving, bedoeld in
artikel 3.99a, eerste en tweede lid, ten minste de voor de beslissing van Onze Minister relevante medische gegevens en overige bescheiden over, indien:
a.
het een aanvraag betreft tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in
artikel 14 van de Wet onder een beperking verband houdend met medische behandeling als bedoeld in
artikel 3.46;
b.
het een aanvraag betreft tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in
artikel 14 van de Wet onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden als bedoeld in
artikel 3.48, tweede lid, onder b, voor zover daarbij medische omstandigheden aan de orde zijn; of
c.
de vreemdeling een beroep doet op medische redenen om vrijgesteld te worden van het vereiste van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf.
2.
De vreemdeling legt bij de kennisgeving, bedoeld in
artikel 3.99a, derde lid, ten minste de voor de beslissing van Onze Minister relevante medische gegevens en overige bescheiden over.
3.
De vreemdeling legt bij de aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in
artikel 14 van de Wet onder een beperking verband houdend met medische behandeling als bedoeld in
artikel 3.46, ten minste de voor de beslissing van Onze Minister relevante medische gegevens en overige bescheiden over.
5.
Indien de vreemdeling zich in verband met de intrekking van zijn verblijfsvergunning of in een bezwaarprocedure kan beroepen op medische gronden, legt hij, indien hij daartoe overgaat, ten minste de voor de beslissing van Onze Minister relevante medische gegevens en overige bescheiden over.
6.
Dit artikel blijft buiten toepassing ten aanzien van de bij ministeriële regeling aan te wijzen categorieën van vreemdelingen.