Verordening van het Productschap Vee en Vlees van 22 oktober 2003 houdende regels ter zake van de identificatie en registratie van paardachtigen (Verordening identificatie en registratie van paardachtigen (PVV) 2004)
Het Bestuur van het Productschap Vee en Vlees;
Gelet op artikel 2 van het Besluit identificatie en registratie van dieren, de artikelen 1 en 2 van de Regeling medebewind vergoeding en tuchtrechtelijke maatregelen identificatie en registratie van eenhoevige dieren en de artikelen 96, 97 en 98 van de Wet op de bedrijfsorganisatie;
Gezien Richtlijn nr. 90/426/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (PbEG L224), Richtlijn nr. 90/427/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van zoötechnische en genealogische voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in paardachtigen (PbEG L224), Beschikking nr. 93/623/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 oktober 1993 tot vaststelling van een identificatiedocument (paspoort) dat geregistreerde paardachtigen moet vergezellen (PbEG L 298), Beschikking nr. 2000/68/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 22 december 1999 houdende wijziging van Beschikking 93/623/EEG en tot vaststelling van de identificatievoorschriften voor als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen (PbEG L 23);
Artikel 1
In deze verordening wordt verstaan onder:
artikel 5, tweede lid Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1. | productschap | : | Productschap Vee en Vlees; |
2. | voorzitter | : | de voorzitter van het productschap; |
3. | bestuur | : | het bestuur van het productschap; |
4. | eigenaar | : | de natuurlijke of rechtspersoon die de paardachtigen in eigendom heeft dan wel beroepsmatig de beschikkingsmacht uitoefent over de paardachtigen; |
5. | paardachtigen | : | als huisdier gehouden of in het wild levende paarden, met inbegrip van zebra’s, en ezels of kruisingen daarvan; |
6. | geregistreerde paardachtigen | : | paardachtigen die zijn ingeschreven in een stamboek of register dat wordt bijgehouden door een erkende instelling; |
7. | slachtpaarden | : | paardachtigen die zijn bestemd om hetzij rechtstreeks, hetzij na via een markt of een erkend verzamelcentrum te zijn doorgevoerd, naar een slachthuis te worden gebracht om daar te worden geslacht; |
8. | erkende instelling | : | een krachtens het Fokkerijbesluit erkende organisatie die één of meer stamboeken of registers van paardachtigen bijhoudt; |
9. | hippische sportorganisatie | : | een organisatie die de paardensport professioneel bevordert; |
10. | levensnummer/UELN nummer | : | het door de voorzitter aan de paardachtigen toegewezen unieke 15-cijferige nummer als bedoeld in ; |
11. | gekwalificeerde dierenarts | : | een in het register I&R paarden van de Stichting Veterinair Kwaliteitsorgaan ingeschreven dierenarts; |
12. | officiële dierenarts | : | dierenarts in dienst van de Voedsel en Waren Autoriteit; |
13. | dierenarts | : | degene die krachtens de (stb. 1990, 214) is toegelaten tot de uitoefening van de diergeneeskunde; |
14. | paardenpaspoortconsulent | : | door de voorzitter aangewezen persoon die is gekwalificeerd tot het schetsen van paardachtigen en tot het implanteren van transponders; |
15. | transponder | : | elektronisch implantaat ter identificatie van de paardachtigen dat voldoet aan het door de voorzitter bij besluit vastgestelde programma van eisen; |
16. | paspoort | : | het identificatiedocument als bedoeld in Beschikking 93/623 EEG en Beschikking 2000/68/EG; |
17. | invoer | : | het in Nederland in het vrije verkeer van de Gemeenschap brengen van één of meer paardachtigen uit derde landen; |
18. | dierentuin | : | een inrichting met een permanent karakter, waar levende dieren van wilde diersoorten worden gehouden om gedurende tenminste zeven dagen per jaar te worden tentoongesteld aan het publiek; |
19. | natuurterrein | : | grond met een houtopstand, of heideveld, ven, hoogveenterrein, zandverstuiving, duinterein, kwelder, schor, gors, slik, riet- en ruigtland, griend en laagveenmoeras, voor zover het geen landbouwgrond is. |
1.
Het is verboden paardachtigen ouder dan 7 maanden te houden die niet zijn voorzien van een geldig paspoort.
2.
Het is verboden paardachtigen ouder dan 7 maanden te houden die niet zijn voorzien van een transponder.
1.
Het is verboden paardachtigen te vervoeren of te doen vervoeren, die niet vergezeld gaan van een geldig paspoort.
2.
Het is verboden paardachtigen te vervoeren of te doen vervoeren, die niet zijn voorzien van een transponder.
3.
Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van toepassing op slachtpaarden die worden ingevoerd, op paardachtigen die voor de duur van een periode niet langer dar, 6 maanden worden ingevoerd met het oog op deelname aan wedstrijden, keuringen, trainingsstages of spermawinning, op kadavers van paardachtigen, voor zover deze rechtstreeks worden vervoerd naar een verwerkingsbedrijf als bedoeld in Hoofdstuk III van
Verordening (EG) Nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L273) alsmede op paardachtigen jonger dan 7 maanden die aan de voet van de moeder worden vervoerd.
1.
De eigenaar is verplicht de paardachtigen binnen 7 maanden na geboorte te voorzien van een paspoort.
2.
Onverminderd het bepaalde in
artikel 21, wordt het paspoort slechts uitgegeven indien de paardachtigen is voorzien van een transponder.
3.
Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing in het geval dat aan
artikel 22a, vierde lid, toepassing wordt gegeven.
1.
Het model van het paspoort is opgenomen in de bijlage.
2.
Het paspoort wordt bij uitgifte voorzien van het aan de paardachtigen toegekende levensnummer/UELN nummer alsmede van het nummer van de in de paardachtigen geïmplanteerde transponder.
1.
Het paspoort wordt door het bestuur uitgegeven. Hiertoe gemandateerde erkende instellingen en hippische sportorganisaties dragen namens het bestuur zorg voor de uitgifte van het paspoort. De mandatering geschiedt bij afzonderlijk bestuursbesluit.
2.
Bij het in het eerste lid bedoelde besluit stelt het bestuur een protocol vast waarin de door de erkende instellingen en hippische sportorganisaties in acht te nemen aanwijzingen ter zake van de beoordeling van paspoortaanvragen, de uitgifte van paspoorten en de daarbij te volgen procedures en te voeren registers worden gegeven en wijst het bestuur de functionarissen van de erkende instellingen en hippische sportorganisaties aan die worden gemandateerd om de paspoortaanvragen te beoordelen respectievelijk paspoorten uit te geven.
3.
Het in het eerste lid bedoelde bestuursbesluit wordt gepubliceerd in het Verordeningen blad Bedrijfsorganisatie.
1.
Het paspoort wordt door de eigenaar aangevraagd door indiening van een aanvraagformulier dat volledig en naar waarheid is ingevuld en ondertekend door een gekwalificeerde dierenarts, door een paardenpaspoortconsulent of door een daartoe in
artikel 6, tweede lid, bedoelde gemandateerde functionaris van een erkende instelling. Het formulier wordt door de eigenaar ondertekend.
2.
Paspoortaanvragen die betrekking hebben op geregistreerde paardachtigen worden: ingediend bij de erkende instelling waar de paardachtigen is geregistreerd.
3.
Paspoortaanvragen die betrekking hebben op andere dan geregistreerde paardachtigen. worden naar keuze van de aanvrager ingediend bij één van de in
artikel 6, eerste lid, bedoelde erkende instellingen of hippische sportorganisaties.
4.
De voorzitter stelt bij besluit de gegevens vast die ten minste in het aanvraagformulier- worden opgenomen. Het besluit wordt gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.
1.
Voor het paspoort is een vergoeding verschuldigd. De hoogte van de vergoeding wordt; bij besluit van de voorzitter vastgesteld.
2.
Het paspoort wordt niet eerder in handen van de aanvrager gesteld dan nadat de vergoeding aan de in
artikel 6, eerste lid, bedoelde erkende instelling of hippische sportorganisatie is voldaan.
Artikel 9
De eigenaar is verplicht de paardachtigen binnen 7 maanden na geboorte te laten voorzien van een transponder.
1.
De transponder wordt geïmplanteerd door een dierenarts of door een paarden paspoortconsulent.
2.
De voorzitter stelt bij besluit een protocol vast, waarin voorschriften worden gegeven ter zake van het implanteren van transponders. Het besluit wordt gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.
3.
De in het tweede lid bedoelde voorschriften kunnen bepalen dat in afwijking van het bepaalde in artikel 5, tweede lid, het nummer van de in de paardachtige geïmplanteerde transponder door de in het eerste lid bedoelde dierenarts of de paardenpaspoortconsulent in het paspoort wordt aangetekend bij gelegenheid van de implantatie van de transponder.
Artikel 12
De eigenaar is verplicht om na ontvangst van het paspoort uiterlijk vóór het moment dat aan de paardachtigen voor de eerste keer medicatie wordt toegediend, in het daartoe bestemde vak van het paspoort aan te tekenen of de paardachtigen al dan niet is bestemd voor de slacht ten behoeve van menselijke consumptie.
1.
De dierenarts tekent elke enting van de paardachtigen in het paspoort aan.
2.
Voor zover de paardachtigen is bestemd voor menselijke consumptie, tekent de dierenerts tevens de aan de paardachtigen toegediende en voorgeschreven medicatie, voor zover deze stoffen bevat die niet zijn opgenomen in de bijlagen I, II, III en IV van
Verordening (EG) nr. 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEG L 224) in het paspoort aan.
Artikel 14
Behoudens het bepaalde in
artikel 15, retourneert de eigenaar het paspoort aan de in
artikel 6, eerste lid, bedoelde erkende instelling of hippische sportorganisatie die het paspoort heeft uitgegeven uiterlijk twee weken na overlijden van de paardachtigen.
1.
De eigenaar die een paardachtige ter slachting aanbiedt, overlegt het paspoort aan degene die de paardachtige slacht of doet slachten. Degene die de paardachtige slacht of doet slachten geeft het paspoort af aan de officiële dierenarts.
2.
Na slachting van de paardachtige verwijdert degene die de paardachtige heeft geslacht of heeft doen slachten onder toezicht van de officiële dierenarts de transponder uit het karkas van de paardachtige en vernietigt hij de transponder.
1.
In geval van verlies of diefstal van het paspoort stelt de eigenaar de in
artikel 6, eerste lid, bedoelde erkende instelling of hippische sportorganisatie die het paspoort heeft uitgegeven schriftelijk en onverwijld van het feit op de hoogte.
2.
De eigenaar dient in het in het eerste lid bedoelde geval overeenkomstig
artikel 7 een paspoort aanvraag in onder vermeIding "aanvraag duplicaat".
3.
Het paspoort wordt voorzien van de opdruk "duplicaat paspoort".
4.
In het in het eerste lid bedoelde geval wordt de paardachtigen niet eerder ter slacht aangeboden dan na verstrijken van een termijn van 6 maanden te rekenen vanaf de dag van uitgifte van het duplicaat paspoort.
5.
Van de uitgifte van een duplicaat paspoort wordt in het in
artikel 19, eerste lid, bedoelde register een aantekening gemaakt.
1.
In het geval wordt vastgesteld dat er wijzigingen of aantekeningen, anders dan aantekeningen als bedoeld in de
artikelen 12 en
13, in het paspoort zijn aangebrachte, kan het paspoort op last van de voorzitter worden ingenomen.
1.
In geval één of meer onderdelen van het paspoort geen ruimte meer biedt voor het aanbrengen van aantekeningen vraagt de eigenaar, onder overlegging van het paspoort, een vervolgpaspoort aan bij de in
artikel 6, eerste lid, bedoelde erkende instelling of hippische sportorganisatie die het paspoort heeft uitgegeven.
2.
Het vervolgpaspoort wordt slechts uitgegeven na overlegging van het paspoort. Het vervolgpaspoort wordt voorzien van de opdruk "vervolgpaspoort". Het overgelegde paspoort wordt voorzien van de opdruk "vervolg paspoort uitgegeven".
1.
De in
artikel 6 , eerste lid, bedoelde erkende instelling of hippische sportorganisatie houdt in een gegevensbestand een register bij waarin met betrekking tot elke paardachtigen waarvoor door genoemde organisatie een paspoort is uitgegeven, ten minste de volgende gegevens worden opgenomen:
a.
Het unieke levensnummer/UELN nummer;
b.
Het transpondernummer;
c.
De datum van uitgifte van het paspoort;
i.
Naam en adres van de eigenaar.
2.
De in het eerste lid bedoelde gegevensbestanden worden ten minste een maal per maand doorgegeven aan een door de voorzitter aangewezen databank onder zijn beheer.
3.
De voorzitter geeft de in
artikel 6 , eerste lid, bedoelde erkende instelling of hippische sportorganisatie aanwijzingen ter zake van de registratie en de periodieke doorgifte van gegevensbestanden.
1.
Onverminderd het bepaalde in
artikel 3, derde lid, is degene die een paardachtigen invoert verplicht de paardachtigen uiterlijk 6 maanden na de dag van invoer te voorzien van een geldig paspoort.
2.
Onverminderd het bepaalde in
artikel 3, derde lid, is degene die een paardachtigen invoert verplicht de paardachtigen uiterlijk 6 maanden na de dag van invoer te voorzien van een transponder, voor zover de paardachtigen niet reeds is voorzien van een transponder. in het laatste geval wordt het transpondernummer onverwijld schriftelijk medegedeeld aan de voorzitter ten behoeve van registratie in de in
artikel 19, tweede lid, bedoelde databank
Artikel 21
Degene die een paardachtigen uit een lidstaat van de Europese Unie binnen het grondgebied van Nederland brengt, is verplicht de paardachtigen binnen 6 maanden na de dag waarop de paardachtigen binnen het grondgebied van Nederland is gebracht te voorzien van een transponder, voor zover de paardachtigen niet reeds is voorzien van een transponder. In het laatste geval wordt het transpondernummer onverwijld schriftelijk medegedeeld aan de voorzitter ten behoeve van registratie in de in
artikel 19, derde lid, bedoelde databank.
1.
De voorzitter kan, voor zover het belang van bestrijding van dierziekten zich daartegen niet verzet, op schriftelijk verzoek van belanghebbende, van het bepaalde in de
artikelen 2,
4, eerste lid, en
9 vrijstelling of ontheffing verlenen in geval het paardachtigen betreft die in een dierentuin of op een natuurterrein worden gehouden.
2.
Aan een vrijstelling of ontheffing kunnen voorschriften of voorwaarden worden verbonden. Zij kunnen onder beperkingen worden verleend. Zij kunnen te allen tijde worden ingetrokken.
1.
De voorzitter kan, op schriftelijk verzoek van de eigenaar, van het bepaalde in de
artikelen 2, tweede lid,
3, tweede lid,
4, tweede lid,
9,
20, tweede lid, en
21 ontheffing verlenen voor zover toepassing van deze artikelen gelet op de bezwaren aan de zijde van de eigenaar zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
2.
Voorzover de ontheffing tevens betrekking heeft op het bepaalde in
artikel 4, tweede lid, wordt het in het eerste lid bedoelde verzoek ingediend uiterlijk 5 maanden na de geboorte van de paardachtige.
3.
De ontheffing wordt slechts verleend nadat de eigenaar van de paardachtige waarop het verzoek betrekking heeft, op zijn kosten heeft voorzien in de identificatie van de paardachtige door vaststelling van de DNA-code van de paardachtige en deze code in het paspoort heeft doen vermelden door de in
artikel 6, eerste lid, bedoelde erkende instelling of hippische sportorganisatie die het paspoort heeft uitgegeven.
4.
Aan een ontheffing zijn de volgende verplichtingen verbonden:
a.
de eigenaar verleent medewerking aan onderzoeken, waaronder het nemen en analyseren van haarmonsters van de paardachtige, ter vaststelling van de identiteit van de paardachtige door de bevoegde autoriteiten uitgevoerd in het kader van de handhaving van de wettelijke bepalingen ter zake van de identificatie en registratie van paardachtigen;
b.
de eigenaar draagt de kosten van de onder a. bedoelde onderzoeken;
c.
de paardachtige waarvoor ontheffing is verleend wordt, behoudens het bepaalde in het zesde lid, niet ter slachting aangeboden.
5.
Aan een ontheffing kunnen nadere voorwaarden worden verbonden. De voorwaarden kunnen bij besluit worden gewijzigd. Een ontheffing kan te allen tijde worden ingetrokken.
6.
In geval de paardachtige waarvoor een ontheffing is verleend wordt bestemd om te worden geslacht, wordt de paardachtige voorzien van een transponder en wordt zij niet eerder ter slacht aangeboden dan na het verstrijken van een termijn van 6 maanden te rekenen vanaf de dag van implantatie van de transponder.
1.
Op overtreding van het bepaalde in de
artikelen 7, eerste lid,
9,
10,
11,
12,
14,
15,
16, eerste en vierde lid,
18, eerste lid,
20 en
21 worden tuchtrechtelijke maatregelen gesteld.
2.
De tuchtrechtelijke maatregelen zijn:
c.
het stellen van de betrokkene onder verscherpte controle op zijn kosten, voor ten hoogste 2 jaren;
d.
openbaarmaking van de tuchtbeschikking op kosten van de betrokkene.
Artikel 24
De
artikelen 2 en
3, tweede lid, zijn tot 1 januari 2007 niet van toepassing op paardachtigen die zijn geboren vóór inwerkingtreding van deze verordening en die niet staan ingeschreven bij erkende instellingen of hippische sportorganisaties, mei uitzondering van paardachtigen die na inwerkingtreding van deze verordening een veulen hebben geworpen, alsmede paardachtigen waaraan medicatie is toegediend als gevolg waarvan de paardachtigen niet voor menselijke consumptie mag worden bestemd.
Artikel 24a
Het hippisch paspoort als bedoeld in artikel 5.1 van de Regeling handel levende dieren en levende producten, zoals het artikel luidde vóór 1 januari 2004, en dat is afgegeven vóór 1 januari 2004, wordt als paspoort in de zin van deze verordening aangemerkt, voor zover dit paspoort in overeenstemming is met de bijlage bij Beschikking nr. 93/623/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 oktober 1993 tot vaststelling van een identificatiedocument (paspoort) dat geregistreerde paardachtigen moet vergezellen (PbEG L 298).
1.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening identificatie en registratie van paardachtigen (PVV) 2004.
3.
Deze verordening zal worden gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.
Zoetermeer, 22 oktober 2003